4 mei 2009 Eilandhoppen en visum verlengen 5 km
Ik ben in Cebu City. Hoewel er weinig hoogtepunten zijn vind ik het besteen prettige stad. De omschrijving in de Lonely Planet reisgids vind ik nogal negatief. Ze schrijven onder anderen dat gelukkig bijna geen taxichauffeur in dienst van satan is. Cebu is de tweede stad van de Filippijnen en ik vind het een erg vriendelijke verkeerschaos.
De omschrijving van de gemiddelde toerist die je hier tegen komt klopt beter. Er zijn hier voornamelijk twee keer gescheiden oudere mannen die afhankelijk zijn van medicijnen -voornamelijk viagra- met een veel jongere -meestal zo'n 40 jaar- Filippijnse vriendin.
Vanaf mijn hotel neem ik ‘s morgens vroeg een taxi voor 200 peso naar het kantoor van de immigratiedienst. Aldaar ben ik ruim een uur later een visumverlenging rijker en 3030 peso armer. Met dezelfde taxi rijd ik terug naar mijn hotel. De taxichauffeur had blijkbaar niets beters te doen dan op nog een 200 peso-rit wachten.
Terug bij mijn hotel pak ik mijn spullen en fiets naar pier 1. Een portier brengt me naar de kassa waar ik een ticket kan kopen voor de boot naar Tubigon op het eiland Bohol. Hij vertelt me dat ik zonder problemen de fiets mee kan nemen aan boord en dat ik daarvoor niet hoef te betalen.
Bij de jonge vrouwen achter de kassa vraag ik nog eens na of ik de fiets mee kan nemen. Eén van de vrouwen pakt haar telefoon en verstuurt enkele tekstberichten. Verder kunnen de vrouwen heel goed schaapachtig kijken, maar antwoord op de vraag of ik de fiets kan mee nemen krijg ik niet.
Ik koop ondertussen bij de kassa er naast een kaartje voor de terminal van 10 peso. Bij de vrouwen is nog weinig verbetering in de ogen waar te nemen. "Dit kan nog wel uren", denk ik. Ik pak mijn fiets en fiets naar pier 3 waar vandaan een andere boot naar Bohol vertrekt.
Ik koop voor 150 peso een kaartje en de man achter de kassa stuurt me de terminal in. Bij de ingang van de terminal word ik terug gestuurd naar een kantoor om een ticket voor de fiets te kopen. Na wat administratieve handelingen heb ik 10 minuten later voor 30 peso een soort vrachtbrief.
Terug in de terminal blijkt dat ik nog een ticket voor de fiets moet kopen. Voor nog eens 150 peso krijg ik twee bonnetjes. Eén bon voor 89,60 en één bon voor 59,33 peso.
Nu ben ik de trotse eigenaar van 4 tickets. De man die alles in de terminal regelt vraagt waar ik vandaan kom. "Nederland, een rijk land!", zegt hij. Ik vertel hem dat ik uit een arm land kom waar iedereen zich slechts 1 ticket kan veroorloven. En nu ben ik in een 4-ticketland. Hij
denkt waarschijnlijk dat ik een grapje maak, maar al die administratie is bij ons onbetaalbaar.
Op mij ticket staat dat er om 12.00 en om 1.30 uur een boot vertrekt. Ik ben net voor 12.00 uur in de terminal, maar er gebeurt niets. Om 12.30 uur zal de boot gaan zegt men. Uiteindelijk is de boot om 1.30 uur vol en vertrekken we om 1.45 uur.
Naast de boot liggen in de haven een paar kleine bootjes met arme mensen die om geld vragen. Enkele passagiers gooien peso-muntjes in het water die ze dan op kunnen duiken.
Het is al 16.00 uur als ik de pier van Tubigon af fiets. Het dorp heeft een leuk dorpspleintje met een kerk en een hotelletje. In het hotel neem ik voor 850 peso de duurste kamer.
's Avonds is er een soort kleine avondmarkt op het plein. Ik eet er –bij één van de stalletjes- saté met rijst.
Om 20.30 uur luister ik -terwijl ik op de galerij voor mijn kamer zit met uitzicht op het plein en de kerk- een half uur naar de Wereldomroep.
Na een kleine avondwandeling hoor ik op tv dat de economische crisis als maar erger wordt en dat er over drie dagen een tropische storm in het noorden van de Filippijnen aan komt.
15 mei 2009 Vulkanen, walvishaaien, een kleien en een grote weg. 122 km
Via de eilanden Bohol, Leyte en Samar ben ik de afgelopen 10 dagen terug naar Luzon gefietst. Ik ben nu in een fraai maar eenvoudig beachresort in Donsol.
Samen met Han -een Nederlander -, zijn Vietnamese vriendin en 2 Amerikanen heb ik hier gisteren een boottrip gemaakt om op zee walvishaaien te zien.
Dit was geen geschikte trip voor mij want hiervoor moet je onder water. Toen de groep naar de eerste walvishaai -die we zagen- was gezwommen, zag ik dat je vanuit de boot dit dier niet kon zien. Ik heb mijn waterangst maar even aan de kant gezet en ben naar de groep gezwommen. Toen ik bij de groep aan kwam verdween ik -volgens de anderen- bijna samen met een paar kuub planktonrijk water in de bek van de walvishaai. Onder water zag ik in het troebele water iets groots met stippen.
Nadat ik Han gedag heb gezegd vertrek ik om 8.00 uur. In het dorp heb ik een richtingwijzer gezien waarop het eerste dorp -Banuang Gurang- staat waar ik naar toe wil fietsen. Bij de richtingwijzer kijk ik nog een keer op mijn kaart.
Volgens een man uit het dorp moet ik richting mijn resort fietsen. Maar daar kom ik net vandaan en die man weet helemaal niet waar ik naar toe wil. Al denkt hij dat wel te weten. Als ik daar niet naar toe ga dan moet ik rechtdoor richting de hoofdweg en Legaspi. Die weg heb ik al gefietst. Dat is dus niet leuk en volgens mijn kaart is er een kleine weg die veel sneller bij de hoofdweg is.
Ik sla linksaf. De weg wordt al snel slechter. Na een paar kilometer is er nog maar aan één zijde van de weg een wegdek van beton. Op het wegdeel waar geen beton ligt groeit gras.
Er is geen wegdek meer. De weg bestaat uit een 6 meter brede grasstrook -waar waterbuffels grazen- met een door motorfietsen aangereden smal zandpad. Soms is het zandpad goed begaanbaar, dan is het weer een stuiterpad en dan weer een blubberpad. Heel af en toe ligt er een smal strookje beton.
Op één van de vele steile hellingen is het "wegdek" zo slecht dat ik een stukje moet lopen. Dat lopen gaat makkelijk omdat ik nu met weinig bagage rond fiets.
Ik begin me af te vragen of deze weg wel naar de hoofdweg gaat. In Banuang Gurang vraag ik de weg naar het volgende dorp Jovellar. Ze lachen naar me. Als ik de weg naar Legaspi -de grote stad aan de hoofdweg- vraag worden ze plotseling stil. Op nieuw vraag ik me af of dat misschien betekent dat deze weg helemaal niet meer terug naar de hoofdweg gaat.
Nadat ik nog diverse dorpsbewoners de weg gevraagd heb, krijg ik eindelijk van iemand te horen welke weg ik moet nemen. Over een met gras begroeide zandweg fiets ik het dorp uit.
Na verloop van tijd is er in plaats van één spoor af en toe een tweede spoor in het gras. "Kom ik weer terug in de wereld met echte wegen?" vraag ik me af. Bij een paar eenvoudige huisjes zie ik een motorfiets. De berijder vertelt me dat ik op de goede weg ben.
In één van de huisjes is een klein winkeltje. Het huisje heeft een vloer van aangestampte aarde. Er staat ook een koelkast maar ik krijg toch een warme cola. Voor 5 peso bestel ik bij mijn tweede cola ook een pak koekjes.
Bij het afrekenen van 33 peso krijg ik 10 peso te veel terug. Ik vertel de vrouw dat het niet klopt. Ze wil me niet geloven. Ik tel het haar voor en geef vervolgens 10 peso terug. Een andere vrouw legt haar uit dat ze niet goed geteld heeft. Ze bedankt me. "Zo worden ze natuurlijk nooit rijk!" denk ik terwijl ik weer op de fiets stap.
Net voor Jovellar is er een zeer slechte weg naar links en een smal betonpad rechtdoor. Ik neem het betonpad. Het gaat steil naar beneden en via twee trappen kom ik bij een rivier.
Een jonge met een 30 centimeter brede boot -voorzien van bamboe stabilisatoren- zet net 2 vrouwen af op de oever. Ik vraag of hij me over kan zetten. Ik krijg geen antwoord, maar hij gaat me toch naar de overzijde brengen. Twee andere jongetjes vraag ik of ze mijn fiets willen vast houden tijdens de overtocht.
Voor ik de fiets aan de jongens geef glij ik uit op de gladde oever. Ik blijf gelukkig staan, maar de kramp schiet in mijn rechter bovenbeen. De fietstassen leg ik in de lengterichting -dwars passen ze niet in de miniboot- van de boot. Aan de overzijde betaal ik de jongen met de boot 10 peso en de andere twee ieder 5 peso. Ze zijn er blij mee, dus ik zal wel teveel betaald hebben.
Vanaf Jovellar volgt een 17 km lange goede betonweg naar de hoofdweg. Met pijn in mijn bovenbeen kom ik net na 12.00 uur op de hoofdweg. Voor ik verder naar het noorden fiets, eet ik eerst bij een stalletje een siopoa en ik probeer daar mijn bovenbeenspieren wat op te rekken.
Op de hoofdweg gaat het snel met de wind in de rug. Over de eerste 45 kilometer -tot aan de hoofdweg- deed ik 4 uur. De volgende 45 kilometer gaan in minder dan 2 uur. Ondanks het drukke verkeer -waarbij vrachtauto's me op veel te kleine afstand in halen- geniet ik van het tropische landschap met rechts van me de ene na de andere vulkaan. Hetis jammer dat de top van de hoogste vulkanen steeds in de wolken zitten.
Bij een winkeltje langs de weg houd ik pauze en koop ik sinaasappelsap en 2 broodjes met "Lady's choise". En die dame heeft mayonaise gekozen. Het smaakt prima.
Tijdens de pauze is mijn shirt nat geworden van het zweet. Terug op de fiets waait het snel weer droog door de zuidoosten wind. De laatste 30 kilometer zakt de pijn in mijn bovenbeen.
Anderhalf uur voor het donker is -om 16.30 uur- ben ik in Naga. Midden in de stad vraag ik of ze bij het Crownhotel een kamer hebben. De vrouw bij de receptie weet het niet. Ze verstuurt een tekstbericht met de mobiele telefoon om het na te vragen. Zo'n tekstbericht is misschien wel goedkoper als een telefoontje maar het is steeds weer de vraag hoeveel uur het duurt voor er een reactie komt. Na 10 minuten wachten vertrek ik.
Buiten op straat vraagt de portier waarom ik weer vertrek. Ik maak een hopeloos gebaar en vertel hem dat zowel de receptioniste als ik zelf niet weet of er een kamer vrij is voor me. De portier stuurt me door naar het Samquita hotel. Voor een derde van de prijsheb ik daar een prima kamer en beneden hebben ze ook nog een leuk terras langs de rivier.
Filippijnen houden van fastfood. Ik pas me dus een beetje aan en eet bij Mc Donalds twee keer een cheeseburger menu. Dat was natuurlijk een lastige keuze want aan het zelfde leuke pleintje zitten nog diverse andere fastfoodrestaurants.
25 mei 2009 Het Sultanaat Brunei Darussalam 0 km
Vannacht ben ik aangekomen -met het vliegtuig vanuit Manilla- in Brunei. Ik ben nu in de mini -hoofdstad -Bandar Seri Begawan- van deze mini- staat. Dit land heeft een oppervlak van 5765 km2 -Nederland is 7 keer groter- en 380.000 inwoners. (Brunei bezit een cattle-station in Australië die groter is als het land zelf.)
Ik wandel ‘s morgens vroeg mijn hotel uit om de stad in te gaan. Het contrast buiten op straat met de Filippijnen is groot. Mooi aangelegde wegen waar alle voetgangers op schone voetgangerszones lopen en auto's netjes in banen zich met grote snelheid verplaatsen. Geen afval op straat, geen zwervers, geen straatverkopers, geen tricycles, geen jeepneys en geen chaos. Ik ben in een georganiseerde wereld terecht gekomen.
Naast mijn hotel is een klein winkelcentrum. Ik loop het winkelcentrum in. Het valt meteen op dat -ook al ben ik in een rijke oliestaat- het allemaal wat minder fraai er uit ziet als thuis.
Via een klein park kom ik bij de 50 jaar oude Omar Ali Saifuddien moskee. Het is een prachtig wit gebouw dat fraai afsteekt bij de mooie blauwe lucht. Voor ik de moskee in loop doe ik mijn slippers uit. Omdat ik in een streng Islamitisch land ben heb ik mijn lange broek aan. Dat is echter niet voldoende om de moskee te mogen bezoeken. Bij de ingang krijg ik een groot zwart gewaad om gehangen.
De moskee heb ik van binnen snel gezien. Het bestaat uit één grote gebedshal waar elke week 3000 man komt bidden. Aan de zijkanten staan enkele schotten waarachter de vrouwen kunnen plaats nemen.
Buiten -naast de hoofdingang- is een prachtig rechthoekig bad met kraantjes rondom. Hier kan men de voeten wassen in de prachtige galerij die rondom het bad is aangelegd.
Achter het complex van de moskee is een waterpartij met een stenen replica van een 16e eeuwse Koninklijke boot. Toen ik de boot voor het eerst zag dacht ik aan de Ark van Noah.
Ten westen van de moskee ligt het eerste deel van de Kampog Ayer. Dit is een "waterdorp" met allemaal paalwoningen. Over een houten pad -een wankel steiger op palen- wandel ik door het dorp. De paalwoningen zien er nogal armoedig en rommelig uit. Maar in de Filippijnen zouden ze jaloers zijn geweest op van die grote houten woningen met airconditioning en een golfplaten dak.
Terug in de stad eet ik wat in het luxe winkelcentrum van het Yayasan Complex. Als ik door de brede voetgangerszone kijk van dit complex –wat uit twee gebouwen bestaat- zie ik op het einde de prachtige moskee.
In het begin van de middag haal ik mijn fiets uit de doos en zet de wielen er weer in. Ook pomp ik mijn banden weer op, want die heb ik -in verband net de lage druk in het vliegtuig- leeg laten lopen.
Via een markt en een Chinese tempel wandel ik naar het Royal Regalia Museum. Ik verbaas me er over dat ik hier mijn slippers buiten moet laten staan. Het op blote voeten lopen door het museum geeft echter een bijzondere beleving aan dit bezoek.
In het moderne museumgebouw staan kunstwerken ten toon gesteld. Veel van deze kunstwerken zijn giften die buitenlanders -meestal regeringsleiders en dergelijke- aan de Sultan hebben gegeven. Ook staan er voorwerpen uit het leven van de Sultan.
Erg mooi is de opstelling van 2 Koninklijke voertuigen. Bij één ervan is door middel van poppen een opstelling gemaakt van de complete Koninklijke stoet. Alleen de Sultan zelf ontbreekt.
Met zonsondergang eet ik nasi met saté langs de rivier. Speedboten varen af en aan om mensen vanuit de stad naar de Kampong Ayer aan de overzijde van de rivier te brengen.
Op de terugweg naar mijn hotel loop ik langs de prachtig verlichte moskee en maak enkele nachtopnames. Bij een internetcafé mail ik naar Nederland dat ik inmiddels op Borneo ben aan gekomen.
's Avonds wandel ik nog een stukje door de stad en drink een cola op een terrasje. Na de hectiek van afgelopen week in Manilla en andere Filippijnse steden heb ik nu het gevoel alsof ik in een saai Australisch dorp terecht gekomen ben.
Het aanzicht van de Aziatische vrouwen met hoofddoekjes brengen me weer terug in de werkelijkheid van een modern islamitisch land. Als ik op de terugweg naar mijn hotel de prachtige moskee weer zie dan ben ik weer helemaal terug in een exotisch sultanaat.
4 juni 2009 Sarawak, de stad van de kat en witte raja's 0 km
Vandaag ben ik de tiende dag in Sarawak. Sarawak is een kleurrijke deelstaat van Maleisië. Fietsen in Sarawak -net als in de rest van Maleisië- is echter nogal saai. Honderden kilometers met saaie oliepalmplantages worden slechts af en toe af gewisseld met stukjes bos. Dat bos ziet er meestal nogal beroerd uit omdat het voor een deel al gekapt is. Daarnaast zijn er veel stukken met snel rijdend verkeer of soms grote -vierbaans met vluchtstrook en vangrails in de middenberm- wegen.
De bevolking in Borneo bestaat hoofdzakelijk uit drie groepen. In het binnenland wonen allerlei Dayak-stammen. De meeste van deze stammen zijn christenen, maar er zijn ook stammen die moslim zijn of een Dayak-geloof hebben.
Langs de kust en de rivieren wonen veel moslims die hier kwamen voordat de Europeanen arriveerden. Daarnaast zijn er veel moslims de laatste decennia gekomen omdat Borneo deel uit maakt van de islamitische landen Indonesië en Maleisië.
De derde groep zijn de Chinezen. De Chinezen wonen in het hart van de steden. Daar hebben ze winkeltjes en restaurants.
Ik heb ruim 500 kilometer gefietst door Sarawak tot aan Sibu -de stad van de zwaan-, vanwaar ik de boot heb genomen naar -de stad van de kat- Kuching.
Op één van de fietsdagen reed ik langs allemaal longhouses. In de longhouses wonen allerlei Dayak-stammen zoals de Iban.
Een longhouse is een soort tropische variant van een Nederlandse rijtjeswoning. Het is een lang gebouw op palen met een schuindak, zoals bij een Nederlandse rijtjeswoning. Ze hebben geen achtertuin want daar begint het bos. Ze hebben ook geen voortuin, maar onder het dak hebben ze een -inpandige- gemeenschappelijke voorruimte. Daarachter heeft iedereen zijn eigen woning. Op de veranda -de gemeenschappelijke voorruimte- is het meestal een gezellige boel. Daar spelen de kinderen, velen slapen daar in de middag, daar maakt men muziek en daar wordt de was op gehangen.
Vandaag heb ik een belangrijke missie. Ik moet een visum voor Indonesië aan vragen. En niet een gewoon 30 dagen visum, maar een 60 dagen visum. Bij de Indonesische ambassade in Den Haag is me echter verteld dat ik hier geen 60 dagen visum kan kopen. Ze zeiden dat ik halverwege mijn reis door Indonesië maar voor 1 dag naar Singapore moest vliegen en dan weer terug naar Indonesië. Dan zou ik twee keer een VOA -Visa On Arrival- op het vliegveld kunnen kopen.
Bij het consulaat krijg ik 2 dezelfde formulieren die ik moet in vullen. Daarnaast moet ik 2 pasfoto's, een kopie van mijn ticket -waarop staat dat ik Indonesië weer verlaat-, mijn paspoort, een "application letter" en mijn kredietkaart overhandigen.
Die "application letter" is de lastigste opgave. Op een stuk of 10 mailtjes na heb ik de laatste 25 jaar geen Engels meer geschreven. Maar die brief schrijven is nog niet zo'n probleem. Ik omschrijf dat ik de laatste jaren over de wereld aan het fietsen ben en dat ik de laatste 2
maanden van mijn trip door Indonesië wil fietsen. Tevens schrijf ik dat ik daarvoor ook al tickets gekocht heb. Ik weet alleen niet wat voor een aanhef er boven die brief moet staan. Ik kan me niet eens herinneren of ik ooit wel eens een brief in het Engels heb geschreven.
Ik lever mijn spullen in bij het loket en vraag wat ik boven de brief moet zetten. De vrouw geeft me een klein papiertje waarop het Consulaat van Indonesië en het adres staat. Ik schrijf het over en lever vervolgens ook de brief in.
Vijf minuten later krijg ik mijn kredietkaart terug en een formulier. Met dit formulier moet ik naar de bank -in het zelfde gebouw- en er 170 ringgit betalen. Terug in het consulaat wordt me verteld dat ik morgen om 14.00 uur mijn paspoort -met 60 dagen visum- kan op halen.
Vanaf het consulaat wandel ik onder een Chinese toegangspoort door en daarna door een Chinese winkelstraat. Vlak voor mijn hotel kom ik echter pas in het echte Chinatown. In mijn hotel haal ik mijn fototoestel op.
Door de Jalan Carpenter wandel ik verder door Chinatown. In veel steden in Maleisië bestaat de Chinese wijk uit een aantal rechte nieuwe betonblokken, die desondanks toch een sfeervolle omgeving vormen. Hier staat nog kleurvolle oude laagbouw met op de begane grond allemaal winkeltjes en een paar restaurants.
Tussen de winkeltjes staan enkele kleine Chinese tempels. Eén tempel staat ook boven op een winkel. Dat heb ik al vaker gezien in Sarawak. Ze hebben blijkbaar geen moeite om geld te verdienen op "heilige grond".
Aan het einde van de Jalan Carpenter wandel ik onder de "Harmony Arch" door. Iets verderop wandel ik door een soort open restaurant met de naam "Little Lebanon". Na "Little Lebanon" kom ik in "Little India". In de Jalan India is de islamitische invloed te zien aan de vele vrouwen met hoofddoek. Verder is het een gezellige winkelstraat.
Aan het einde van het winkelgebied bekijk ik de Kuching moskee. De moderne moskee is -zo omschrijf ik het- een Arabische moskee. Voor vandaag heb ik genoeg invloedsferen "geproefd". Morgen en overmorgen zal ik de Sikh-tempel, Hindoetempel, Indiase moskee, kathedraal en katholieke kathedraal bezoeken.
Aan de waterkant van de Sungai Sarawak lijkt het of de marktgebouwen niet meer in gebruik zijn. Iets verderop begint een prachtige wandelpromenade. Aan de overkant van de rivier staat het indrukwekkende gebouw van de Sarawak State Assembly.
Aan de andere kant van de weg is het "Brooke Memorial". Sarawak heeft namelijk een aparte geschiedenis. Net als in het grootste deel van Zuid Oost Azië kwamen in Maleisië en Indonesië eerst de Arabieren of andere islamieten, daarna de Portugezen, opgevolgd door de Nederlanders en weer later de Engelsen. Met een kleine onderbreking wisten de Nederlanders Indonesië echter te behouden. In het begin van de negentiende eeuw sloten de Engelsen en de Nederlanders een verdrag waarin hun invloedsfeer vast kwam te liggen. Borneo viel niet onder dat verdrag.
De noord west zijde van Borneo was onder controle van de Sultan van Brunei. Zijn macht was tanende en in Kuching was er in 1839 oproer. Precies op dat moment kwam er een rijke avonturier -James Brooke, zoon van een Britse magistraat- met een schip vol met wapens. In plaats van de Nederlanders te hulp te vragen werd nu Brooke te hulp gevraagd. In ruil voor zijn hulp werd hij gekroond tot de eerste "witte raja".
Het rijk van Brooke -Sarawak- groeide en het sultanaat Brunei werd steeds kleiner. Brunei werd een Engels protectoraat. Na James Brooke volgden nog 2 generaties net Brooke's. Zo konden de Engelsen de Nederlandse invloed op afstand houden. In de jaren 60 van de vorige eeuw werd Sarawak onderdeel van Maleisië.
Verderop langs het waterfront staan fraaie hoge nieuwe gebouwen met grote hotel erin. Zo ver loop ik niet, op het einde van Chinatown sla ik rechtsaf en ga terug naar mijn leuke eenvoudige hotel.
De rest van de middag en avond regent het en zit ik te lezen, te schrijven of te kletsen met andere toeristen op mijn kamer of aan één van de tafels langs de straatzijde van het hotel.
9 juni 2009 Kalimantan en terug naar het zuidelijk halfrond 150 km
Mijn ontbijt bestaat vanochtend uit twee kopjes thee en een paar smakeloze broodjes. Alle eetstalletjes aan de overzijde van de weg zijn nog gesloten. Dat vind ik jammer want gisterenavond kon ik daar kiezen uit verschillende maaltijden van noodlesoep of nasi goreng met kip tot verse vis. Bij één restaurant lag er zelfs schildpadvlees in een bak met ijs te pronken.
Ik ben in Sosok, een klein plaatsje op de weg van Kuching naar Pontianak. Sosok staat op geen van de drie kaarten die ik heb. Het ligt ruim 100 kilometer ten zuiden van de grens tussen Sarawak en Kalimantan. Ik heb hier -8 kilometer ten westen van Tanjung- de keuze uit wat ik denk dat de oude weg is met een lengte van 215 kilometer of een kortere weg van slechts 145 kilometer naar Pontianak. Ik kies de kortste weg die op geen van mijn kaarten staat aangegeven.
Indonesië is een leuk -veel leuker als het saaie Maleisië- fietsland. De hele dag is er leven langs de weg. Er zijn veel winkeltjes en eetstalletjes langs de weg. Mensen roepen van alles naar me. Een paar mannen zijn de vruchten van oliepalmen aan het uit laden, iemand is aan het timmeren, een man is varkenshuiden over een terrein aan het uitspreiden, een vrouw zit de was te doen op een houten vlonder in een modderige poel, een man staat zich te wassen in net zo'n zelfde poel met "bruine soep" enzovoort enzovoort.
Ik voel me slapjes vanochtend. Ik vraag me af of dat door het slechte eten komt. Om 12.00 uur eet ik een paar mini-broodjes en drink drie blikjes cola. Na meer als een half uur slapen voel ik me weer fit.
Om 13.00 uur -5 uur voor het donker wordt- heb ik bijna 70 kilometer gefietst. Het asfalt stopt, de weg bestaat nu uit een hobbelige opgedroogde kleilaag waarin vervelend uitstekende stenen vast liggen.
Ik hobbel over de "leuke" zandweg verder. Ik drink een paar keer een blikje frisdrank. Ik heb geen haast want Pontianak is te ver weg om vandaag nog naar toe te fietsen. Ik hoop dat er ergens een hotelletje is onder weg.
Na 95 kilometer kom ik in een gebied waar iedereen nieuwe houten huizen aan het bouwen is. Af en toe loopt er een pad -waarover houten planken liggen- de bush in. Over deze paden wordt met grote handkarren hout vanuit de bush aangevoerd.
Aan het einde van dit gebied kom ik op een super snelle asfaltweg. Ondanks dat ik honger heb stop ik niet en trap ik 2 uur lang stevig door. Ik fiets 50 kilometer in 2 uur, zo ben ik toch nog -ondanks dat de afstand opeens 5 kilometer groter is- net voor het donker in Pontianak.
De laatste kilometers zie ik steeds meer moslims langs de weg. In het binnenland zag ik nog veel varkens -die zie je niet in de islamitische wereld- en kerken. Deze christenen woonden niet zoals de Dayak-stammen in Sarawak in longhouses.
Pontianak ligt net ten zuiden van de evenaar. Over een paar dagen zal ik hier vandaan naar Java vliegen.
Van de afgelopen 17 dagen op Borneo heb ik slechts 8 dagen gefietst. Van die 8 dagen waren 4 dagen met meer als 140 kilometer op mijn kilometerteller.
Ik fiets -terwijl het begint te regenen- het "luxe" Garuda-hotel voorbij. Links van de weg stop ik bij een budgethotel. Het is helaas vol. Dat is iets wat me de laatste 3 jaren weinig is over komen. Dure hotels zijn vaak vol geboekt maar in goedkope hotels is bijna altijd plaats.
In de volgende straat kan ik het volgende budgethotel niet vinden. Rechts staat een groot hotel. Het hotel ziet er super luxe uit. Ik ben moe en misselijk van de honger. En ik ben vandaag over de 50.000 kilometer voor mijn Azië-Australië-reis (72.000 vanaf 2006) gekomen. Een goede rede om dat een paar dagen met wat luxe te vieren.
De standaard kamers -voor 330.000 rupiah- zijn vol. Maar er is nog ruimte in de luxe kamers en de executive-rooms. Normaal kost de luxe kamer 700.000 rupiah per nacht. Met korting slechts 525.000 rupiah en op dit moment is er een aanbieding voor 390.000 rupiah. Een executive room is nog een ton duurder.
Ik moet voordat ik besluit de luxe kamer te nemen eerst even die grote bedragen door rekenen. Het is minder als 30 euro en dus spot goedkoop voor zo'n luxe hotel.
Er loopt iemand met me mee om mijn fiets in de garage te stallen. Voor ik het in de gaten heb loopt hij met mijn fietstassen naar de receptie. Dat had hij beter aan mij kunnen over laten, nu zitten de broekpijpen van zijn mooie pak onder het stof van mijn fietstassen.
Mijn kamer op de zevende verdieping is stijlvol ingericht. Voor het raam -met uitzicht over de stad- staan twee stoelen en een tafel die prima in de collectie van "leolux" zouden passen. Ook de badkamer is stijlvol ingericht. De wastafel is geheel van glas. Op een wat "afhangend" handdoekrekje na valt er niets aan te merken op de badkamer. Dat is iets wat me niet vaak overkomen is in derde wereldlanden. Onder het douchen merk ik al snel dat het doucheputje niet goed door loopt. Dat is een kleine teleurstelling.
Dit luxe hotel is een geweldige afwisseling met mijn hotel van afgelopen nacht. Ook dat was een leuk hotel, maar geheel anders. Ook de prijs van 50.000 rupiah -ruim 3 euro- was geheel anders. Ik heb er enkele foto’s gemaakt van de kamer, dat doe ik vandaag niet.
Ik had een eigen badkamer met een gemetselde waterbak erin. Vanuit die bak kon ik water scheppen om het hurktoilet door te spoelen of om me te "douchen". De schuif om mijn slaapkamerdeur af te sluiten was er niet meer. Deze was vervangen door een spijker. En dat werkte uitstekend. Voor het raam stonden kaarsen als noodverlichting voor het geval de stroom zou uit vallen.
Ik heb moeite met mijn avondeten omdat ik me moe en misselijk voel. Na het eten duik ik meteen mijn bed in. Wat een heerlijk matras en wat een heerlijk fris beddengoed hebben ze hier.