27 augustus 2007 Visa en registratie in  Oezbekistan (90 km)
      Na 10 minuten lopen kom ik van mijn hotel -in het centrum van Tashkent- bij de  Chinese ambassade aan. Er staat een bekende fiets. Mirjam zit er te wachten tot  de ambassade open gaat. Mirjam is me achterna gereisd na haar bezoek aan  Nederland. Toevallig zijn we beide bijna tegelijkertijd in Tashkent aangekomen.  We hebben ieder een eigen overnachtingadres gezocht. Het vervolg van de reis  zullen we ook apart doen.
  
      Iets na negen uur gaat de poort van de ambassade open. We moeten voor het  verkrijgen van een visum een formulier invullen en vervolgens inleveren. Er is  keuze tussen visa met verschillende prijzen. Voor een visa dat ik vrijdag kan  ophalen betaal ik 40 dollar, voor een visa dat ik woensdag kan ophalen 60  dollar en een vandaag (maandag) om 17.00 uur op te halen visa kost 80 dollar.  Ik kies voor een visum van 80 dollar omdat ik nog een groot aantal andere visa  hier heb te regelen. Mirjam kiest voor 40 dollar, maar zij hoeft ook geen visa  voor Pakistan en India aan te vragen.
  
      Vanaf de ambassade lopen we samen naar mijn hotel om te informeren hoe we onze  visa voor Oezbekistan kunnen verlengen. Ze sturen ons naar het reisbureau aan  de andere zijde van het gebouw, waar we kunnen wachten op de cheffin. Zij heeft  voor ons een naam van een mevrouw die we -op kamer 25- in een kantoor elders in  de stad kunnen vinden. Ze legt netjes uit hoe we er kunnen komen.
  
      We reizen een klein stukje met de metro, wat een feest op zich is. Veel wanden,  plafonds en verlichting geven de indruk dat je je bevindt in een paleis. Elke  halte heeft een andere stijl. Volgens mijn reisgids mag je er geen foto's van  maken omdat de metro is aangelegd als atoomschuilkelder. Er lopen overal  beveiligingsagenten; ik besluit dan ook maar geen foto's te maken.
  
      Eenmaal op het kantoor op kamer 25 is de vrouw die de zaken voor ons regelt  zeer behulpzaam. We moeten eerst ieder 35 dollar betalen. Dan krijgen we een  formulier, waarmee we ons om 15.00 uur kunnen melden bij een ander kantoor.  Daarna moeten we 10 dagen wachten, om vervolgens ons paspoort in te leveren en  nog eens 50 dollar betalen. De volgende werkdag kunnen we dan ons paspoort weer  op halen.
  
      Ik betaal met een 100 dollar biljet. Maar dat wil ze niet accepteren want er  zit een klein stempeltje op. Het geld zou dan 5 procent minder waard zijn bij  de bank. Maar op de andere -goed uitziende- biljetten zit die stempel ook.  Uiteindelijk accepteert ze het geld zonder korting.
  
      Mirjam moet zich ook nog registreren. Mijn hotel regelt het registreren voor  mij. Mirjam overnacht echter bij particulieren zodat ze het zelf moet regelen.  Als ze 30 dollar betaalt regelt de vrouw het binnen een half uur voor haar bij  een hotel om de hoek. Tevens stelt de vrouw voor om met ons mee te gaan naar  dat andere kantoor om ons daar te helpen. Voorwaarde is wel dat wij de taxi  betalen.
  
      Mirjam en ik gaan ondertussen ergens wat eten en om 14.30 uur melden we ons  weer. Met zijn drieën nemen we een taxi naar het andere kantoor. Daar regelt de  vrouw onder vermelding dat we ook nog Samarkand willen bezoeken dat we vrijdag  al ons paspoort kunnen inleveren en daarna maandag weer kunnen ophalen. Ze zal  bij het ophalen ook aanwezig zijn.
  
      Mirjam heeft haar fiets bij het hotel, waar ik verblijf staan. Terug bij het  hotel kijken we tussen mijn reisboeken en kaarten of er iets nuttigs is voor de  nieuwe route van Mirjam. Daarna moet ik weg, want om 17.00 uur moet ik mijn  visum voor China ophalen.
  
      Bij de ambassade van China staat Daniel Lang op zijn visum te wachten. Daniel  is een Duitse ligfietser die Mirjam al eerder heeft ontmoet. Een van de mensen  van de ambassade komt met een mandje met paspoorten naar de poort. Iedereen  krijgt zijn paspoort terug. 
  
      Samen met Daniel loop ik naar het grote hotel Uzbekistan. Ik heb gehoord dat je  daar geld kunt pinnen. Inderdaad staan er twee pinautomaten. Daniel probeert de  visa-automaat, maar er komt geen geld uit. Ik zie dat er op de  mastercard-automaat een bonnetje ligt, waarop staat dat iemand contante dollars  heeft opgenomen. Ik heb helaas mijn pinpas niet bij me, maar de automaar is wel  precies wat ik zocht.
  
      Samen met Daniel ga ik nog wat drinken. Ik hoor van hem dat hij 90 dagen visum  heeft gevraagd en gekregen. Ik heb maar een visum voor 30 dagen gekregen.  Gelukkig is dat voor mijn plannen voldoende. Daniel heeft wel 2 dagen op zijn  visum voor Kirgizië moeten wachten. Ik kon mijn visum binnen 1 dag kon ophalen  als ik tenminste ook niet tegelijkertijd mijn Chinese visum op had moeten  halen.
  
  ‘s Avonds loop ik nog naar hotel Uzbekistan. Ik kan er inderdaad contant  dollars op nemen met mijn giropas. Ik wissel ook één van mijn laatste  euro-biljetten. Op het wisselkantoor wordt het biljet nauwkeurig bekeken; er  mogen geen beschadigingen op zitten. Er hangt een briefje dat je 5 procent  minder krijgt voor een biljet met beschadigingen. De man voor me gaf dan ook  enkele biljetten terug aan het wisselkantoor. Hij vond ze niet mooi genoeg.
  
      Ik wandel nog even door de stad. Ik stuur in een internetcafé bij Broadway, een  brede laan voor voetgangers midden in de stad, een E-mail naar Mirjam. Zo weet  ze ook dat je hier geld kunt pinnen en dat je een 90 dagen visum voor China  kunt krijgen. Misschien heeft ze wat aan die informatie.
  
    28 augustus 2007 Nog meer visa-aanvragen (0 km) 
      Om 8.45 uur neem ik een taxi naar de ambassade van Pakistan. Het loket gaat om  9.30 uur loket open. Ik heb geluk want het is vandaag dinsdag en elke dinsdag  om 15.00 uur worden er interviews afgenomen voor het verkrijgen van een visum.  Ik krijg een formulier mee om in te vullen. Verder moet ik nieuwe pasfoto’s  maken, die ik vanmiddag om 15.00 uur kan inleveren. De pasfoto’s die ik heb  hebben een witte achtergrond. Ze kunnen deze helaas hier niet scannen. Ik moet  nieuwe foto’s laten maken met een blauwe achtergrond.
  
      Ik neem vervolgens een taxi naar de ambassade van India. Zoals veel  taxichauffeurs hier, kent ook deze chauffeur van mijn taxi de weg niet. Hij kan  ook geen kaart lezen. Als we eenmaal rijden vraagt hij mij de weg. Omdat het  deel van de stad waar ik ben niet op mijn kaart staat kan ik hem alleen  vertellen waar we moeten zijn. De straat die ik hem op geef is nogal lang. De  taxichauffeur weet niet precies hoe hij rijden moet. Ik wordt dus even verderop  weer uit de taxi gezet. De volgende taxichauffeur kan ook geen kaart lezen. Na  een keer navragen aan de politie komen we gelukkig in de buurt van de  ambassade. Het laatste stuk weet ik de weg.
  
      Bij de ambassade wordt me medegedeeld dat ik geen visum kan krijgen. Dat zou  namelijk problemen bij het binnen komen van Pakistan opleveren. Ik moet een  visum in Pakistan aanvragen. Dat had ik echter nu net willen voorkomen omdat  het in Islamabad. Waar ik het visum moet regelen, nogal onrustig is. Ik had  daar zo snel mogelijk verder willen reizen.
  
      Ik wandel een stuk terug richting hotel. Bij een fotowinkel laat ik nieuwe  pasfoto's maken met een blauwe achtergrond. Het laatste stuk neem ik de metro.  Ik koop nog wat brood en Hollandse kaas en eet die op mijn hotelkamer op.
  
      Ik heb genoeg van al die taxichauffeurs die steeds teveel geld vragen en de weg  niet nemen. Ik neem richting de ambassade van Pakistan dan ook de metro. Helaas  blijkt de ambassade verder van de rand van mijn kaart te zijn als ze in mijn  hotel verteld hebben. Slechts een keer per week kun je een visumaanvraag  indienen. Ik moet dus wel op tijd zijn. Ik besluit maar weer een auto/taxi aan  te houden. De chauffeur weet natuurlijk de weg niet. Na twee keer navragen  staan we voor het verkeerde gebouw. Na nog twee keer navragen sta ik om 15.05  uur bij de ambassade.
  
      Er hangt een prijslijst. Nederland staat er niet op, maar wel veel andere  landen. Er zijn nogal wat verschillen in prijs tussen de visa. Zo betalen  Amerikanen 120 dollar, Engelsen 72 dollar en Fransen slechts 30 dollar betalen  voor een visum. Ik moet 30 dollar.
      Helaas zijn mijn pasfoto's weer niet goed. De achtergrond moet donkerblauw zijn  en niet licht blauw, zoals de achtergrond van mijn pasfoto’s. Gelukkig kan ik  donderdagochtend mijn visum ophalen als ik nieuwe foto's en mijn paspoort  meeneem.
  
      Om 16.00 uur kan ik mijn visum voor Kirgizië ophalen. Ik neem snel een taxi,  die ik natuurlijk zelf weer de weg moet wijzen. Maar keurig op tijd sta ik bij  de ambassade met het bonnetje waarop staat dat ik afgelopen vrijdag 55 dollar  betaald heb. Ik moet nog wel een kopie van mijn visum van Oezbekistan  inleveren. Er wordt weer een visumsticker in mijn paspoort geplakt. Zo gaat het  allemaal lekker snel met het verkrijgen van al mijn visa voor het komende  traject.
  
      Maar ik heb helaas nog een ander probleem. Er een stukje uit de flens van mijn  dure Rohloff-naaf gebroken. Ik krijg een nieuw achterwiel. Ik wacht op een  E-mail waarin zal staan hoe mijn probleem wordt opgelost en hoe snel de nieuwe  onderdelen hier kunnen zijn. Helaas heb ik nog geen bericht ontvangen.
  
  11 september 2007 Tadzjikistan (80 km)
  Eergisteren ben ik vanaf Samarkand -in Oezbekistan- Tadzjikistan in  gefietst. De reden dat ik door deze lastige stan-republieken fiets is dat in  het oosten van Tadzjikistan de Pamir Highway ligt. Deze weg heeft 4 passen van  meer dan 4000 meter hoog. Meestal geldt hoe hoger de bergpas is, hoe fraaier  het landschap/uitzicht. Het heeft behoorlijk wat moeite en geld gekost om de  visa inclusief uitnodigingen en toestemming om hier te mogen fietsen bij elkaar  te krijgen.
  
      Voor ik de Pamir Highway op kan, moet ik twee -iets minder- hoge bergpassen in  het westen van Tadzjikistan over. Vandaag wil ik de Anzobpas -met een hoogte  van 3375 meter- beklimmen. Al twee dagen loopt de weg door een rivierdal  langzaam omhoog. Maar ik ben pas van 700 meter naar een hoogte van 1750 meter  gestegen. Dat vind ik jammer, want nu is het nog 125 kilometer naar Dushanbe  -de hoofdstad- en daar zou ik vandaag aan moeten komen. In Tadzjikistan moet je  je binnen drie dagen na binnenkomst laten registreren.
  
      Ik heb vannacht -net als het personeel hier- in een restaurant geslapen. Zoals  gebruikelijk de laatste maanden -vanaf Iran- staan er overal een soort plateaus  -bedden van 3 meter bij 3 meter- met daarop kussens waarop je kunt zitten of  liggen. In het midden is er een deel vrij gehouden waarop men het eten kan neer  zetten.
  
      Ik loop met de kok naar de keuken. Ik stel zelf mijn ontbijt samen. Een  gebakken ei, wat gekookte aardappelen, 2 knakworstjes, brood en thee. Een  stevige maaltijd, maar ik moet nog 1600 meter naar de top van de bergpas  stijgen.
  
      De weg naar de top is vreselijk slecht en daardoor ook ontzettend leuk. Na  maanden voornamelijk op asfalt te hebben gefietst is het een aangename  afwisseling om op een steenslagweg te rijden. Vroeger was dit een asfaltweg,  maar van de oorspronkelijk weg is bijna niets meer van over. Heel af en toe  ligt er een stukje asfalt, uiteraard met de nodige hobbels er in. Op het  grootste deel van de weg ligt er een dun laagje poederachtig zand over een  harde hobbelige ondergrond. Het is zwaar fietsen. De bergen om me heen zijn  gelukkig prachtig.
  
      Om 10.00 uur -op een hoogte van 2100 meter- is er een restaurant langs de weg.  Ik heb honger en ga in de schaduw bij een groep vrachtwagenchauffeurs zitten.  Er staan een stuk of tien vrachtauto's voor het restaurant. Het eten kost 6  somoni. Dat vind ik eigenlijk te duur. Het is tegelijkertijd ook spotgoedkoop.  Zes somoni is ongeveer 1,30 euro. Maar ik heb nog maar 10 somoni en tot nu toe  kostte het eten meestal maar 5 somoni. En nu houd ik net te weinig geld over om  vanmiddag nog een maaltijd te nemen.
  
      De reden dat ik zo weinig geld bij me heb, is dat er eergisteren geen  geldwisselaars op de grens stonden, want normaal wel het geval is. Ik was dan  de enige reiziger die deze zondag die de grens overstak. In de eerste stad heb  ik mijn laatste Oezbeekse geld -ter waarde van 11 euro- kunnen wisselen.
  
      Tijdens het eten zie ik dat er op een kolom van het restaurant een grote mot  zit. Tenminste ik denk dat het dat is, maar het beestje is groter dan de  grootste vlinder in Nederland. Ik maak er een foto van. Dan zie ik dat er nog  veel meer zitten.
  
      Na het eten fiets ik verder omhoog. Helaas besluiten de vrachtautochauffeurs  niet veel later ook weer verder te gaan. Achter elke vrachtauto hangt een  stofwolk, ook al halen ze me maar langzaam in. Af en toe spoel ik bij een  beekje het stof van mijn gezicht en van mijn bril.
  
      De slechte weg van de afgelopen dagen is een prima testbaan voor mijn nieuwe  achterwiel. Ik heb namelijk in Tashkent een zo goed als compleet nieuw  achterwiel gekregen; alleen het binnenwerk van de Rohloff-naaf is nog “oud. De  garantie van Rohloff- bod eigenlijk alleen maar een nieuw buitenwerk van de  naaf; maar omdat ik het laten overspaken van mijn wiel niet zag zitten heeft de  leverancier van mijn fiets -Recycle in Wageningen- een geheel nieuw wiel  gemaakt. Geweldige service.
  
      Vlak voor de top ben ik flink moe. Ik rust wat uit op een plek met een geweldig  uitzicht. Ik eet brood met het knakworstje dat ik vanochtend uit het restaurant  heb mee genomen. Er passeert een Duitse motorrijder langs. Hij is op weg van  Vladiwostok naar huis. Hij heeft in Dushanbe, terwijl hij een paar weken moest  wachten op een visum voor Oezbekistan, een aantal fietsers ontmoet; deze  fietsers waren ook in mijn hotel in Samarkand. Hij wil via Georgië naar  Rusland. Ik vertel hem van de problemen die ik heb gehad. De Duitse motorrijder  wil ook nog vanaf Turkmenistan de boot naar Bakoe nemen. Ik vertel hem dat ik  gehoord heb het moeilijk is een visum hiervoor te krijgen.
  
      Net na de top is het uitzicht prachtig. Enorme ruige bergen met sneeuwvelden  tussen de toppen. Ik stop diverse keren om foto's te maken. Er ligt ook een  klein stukje asfalt in de afdaling. Veel helpt dat niet, want er zitten  allemaal ribbels in het wegdek. Meestal kan ik slechts met 12 km/uur afdalen.  Dushanbe zal ik vandaag dus niet meer halen.
  
      Na een paar kilometer afdalen is er een klein restaurant langs de weg. Ik voel  me een beetje misselijk. Ik geef de man van het restaurant mijn laatste geld.  Daarvoor krijg ik een kan thee, brood en een klein bord met een soort  soepvlees. Ik slaap eerst een half uur in de schaduw. Daarna heb ik moeite het  kleine beetje eten weg te krijgen, maar ik voel me gelukkig weer een stuk  beter.
  
      De rest van de middag daal ik de stoffige weg af door een prachtig dal. Op een  aantal plaatsen zijn Chinezen aan het werk met de aanleg van een nieuwe weg.  Opvallend is dat er ook vaak vrouwen aan het werk zijn. Ik zie  vrachtautochauffeuses, verkeer regelaarster en vrouwen die met een schop in de  hand.
  
      Tegen de avond vraag ik op een bouwterrein of ik mijn tent mag op zetten. Ik  mag van de bewaker ook in zijn keet slapen. Samen met een collega van hem eten  we brood met tomaten en ui. En natuurlijk drinken we heel veel thee voor we  gaan slapen.
  
  22 september 2007  Goedkope  verjaardag op hoogte (116 km)
      Gisteren ben ik aan de beklimming van de Kajtezekpas, de eerste pas van meer  dan 4000 meter op deze reis, begonnen. Tegen de avond ben ik door de  eigenaresse van een winkeltje annex café uitgenodigd om bij haar familie te  overnachten. 
  
      Nu lig ik in een ruimte van 10 meter bij 10 meter. In het midden is een gedeelte  van 5 meter bij 5 meter op vloerniveau (inclusief een looppad naar de  toegangsdeur). Hierom heen staan houten kolommen die het dak ondersteunen. Het  gedeelte buiten de kolommen ligt 50 cm. Hoger dan het middengedeelte. Op het  hogere gedeelte liggen matten en dekens waarop je kunt liggen of zitten. In het  midden van de ruimte is het dak verhoogd en is een dakraam aangebracht.
  
      Verder heeft het huis nog twee ruimtes. Een lange gang van 10 meter. Deze  ruimte is 4 meter breed en heeft op een derde een rij kolommen staan. Aan een  zijde van de kolommen is ook weer een verhoging waar afgelopen nacht de familie  heeft geslapen. Ook de keuken heeft zo'n indeling. Alleen staat daar dan in een  hoek een fornuis.
  
      Na het ontbijt klim ik verder omhoog. De asfaltweg is prima en er is bijna geen  verkeer. Er zijn steeds meer bergen met sneeuwvelden te zien. Geregeld maak ik  foto's. Als ik een foto van een huis maak, word ik binnen uitgenodigd.  Natuurlijk voor de thee. Maar voor het eerst is het nu thee met een waterige melk.  Men doet er een schep boter door en gooit stukken brood in de thee.
  
      Het laatste stuk naar de top is lastig. Ik heb weinig last van de hoogte, maar  het is opeens een steenslagweg met steile stukken met soms 10 % stijging erin.  En ook de timing is slecht, want er komt iedere dag een konvooi met grote  Chinese vrachtauto's langs. Na iedere vrachtauto verdwijn ik even in een  stofwolk.
  
      Tadzjikistan is de armste voormalige sovjetrepubliek. Het voordeel daarvan is  dat er weinig verkeer is op de weg. Volgens een ondernemer uit Dushanbe, die ik  enkele dagen geleden trof in Chorug, gaat het sinds de Russen zo’n 17 jaar  geleden vertrokken alleen maar slechter met het land. 
      Maar het kan nog veel armer. Op weg naar Chorug reed ik enkele dagen langs de  grens met Afghanistan. Daar waar in Tadzjikistan een weliswaar slechte  asfaltweg ligt, ligt er in Afghanistan een zandpad. In Tadzjikistan gaat het  transport met kleine vrachtauto's, in Afghanistan met ezels. In Tadzjikistan is  overal elektriciteit, in Afghanistan nergens. In Tadzjikistan hebben huizen een  dak van golfplaten, in Afghanistan alleen van natuurlijke materialen (leem of  stro).
  
      Op de top van de bergpas is het maar 5 graden en staat er een gure wind.  Gelukkig heb ik de wind in de rug, maar de weg blijft alsmaar klimmen en dalen.  Urenlang fiets ik achter elkaar door een fraai berglandschap. Na ruim 9 uur  fietsen (of te wel 2 uur meer als normaal) komt in de schemering eindelijk  Alucur in zicht. Het dorpje ligt op een hoogte van 3900 meter hoogte op de hoogvlakte  van Pamir. Volgens mijn reisgids is dit het "Het dak van de wereld."  Het dorp ligt veel hoger als ik verwacht had.
  
      In het donker kan ik geen restaurant vinden. Een jongen neemt me mee naar zijn  huis. Geweldig wat een gastvrijheid. Ik mag er blijven slapen en krijg te eten.  Ik heb de hele dag geen geld kunnen uit geven. Daarmee is dit mijn goedkoopste  verjaardag.
  
      De mensen waar ik nu ben zien er uit als Chinezen. Waarschijnlijk zijn het  Kirgiezen. Die lijken net als veel mensen in Oezbekistan erg op Chinezen.  Tadzjieken daarentegen lijken qua lichaamsbouw en gezichtsuitdrukking meer op  Europeanen/Turken.
  
  30 september 2007 China en de  zondagmarkt van Kasgar (27 km)
      Na het prachtige bergland van Tadzjikistan ben ik één dag in de achtste  voormalige sovjetrepubliek op deze reis, Kirgizië genaamd, Vanuit het dorpje  Sary Tas ben ik door gefietst naar China. Met ruim 10.000 km op de teller zag  de wereld er op eens anders uit. In het eerste restaurant over de grens  bijvoorbeeld kreeg ik niet zoals in Tadzjikistan en Kirgizië brood met yakboter  en yoghurt. Ik kreeg een flink bord met noodles, die ik met stokjes moest  opeten.
  
      Op zo'n 250 km vanaf de grens ben ik nu in Kasgar. Dit is de eerste stad in het  westen van China. Ik logeer in een hotel met veel toeristen. Het Europese  ontbijt in het hotel is smakeloos. Het is ook 5 tot 10 keer zo duur als het  eten dat ik de laatste dagen onderweg heb gegeten. Het is echter nog altijd  goedkoop.
  
      Na het ontbijt fiets ik de stad in richting de veemarkt die elke zondag  gehouden wordt. Net als bij steden in de voormalige Sovjet Unie is Kasgar een  stad met brede straten met bomen er langs; de wegen zijn hier wel van een  betere kwaliteit. In plaats van een beeld van Lenin staat er nu een beeld van  Mao. Ook zijn hier veel fietsers op de rustige wegen. De weg heeft zelfs een  fietsstrook. De gebouwen zien er anders uit en zijn moderner. Overal staan  grote borden met voor mij onleesbare Chinese tekens.
  
      Op de rand van de stad kom ik op een vierbaansweg met vluchtstroken en een  vangrail. Zo ziet bij ons de snelweg er uit. Er rijden hier alleen weinig  auto's. Wel is het erg druk op de vluchtstrook. Er lopen mensen met runderen en  schapen. Er zijn veel fietsers en bromfietsers. Meestal hebben ze een laadbak  achter de (brom-)fiets. In de laadbakken worden vooral mensen en vee vervoerd.  Maar er is ook één laadbak waarin 4 meter lange boomstammen worden vervoerd.  Een andere bromfiets met laadbak vervoerd 4 meter lange stalen kokerprofielen.
  
      De grote drukte op de vluchtstrook wordt echter met name veroorzaakt door  ezelkarren. Het is een prachtig gezicht hoe mensen, vee en handelswaar worden  vervoerd met twee-wielige wagens. Het contrast met de moderne omgeving kan  bijna niet groter.
  
      Ook de markt is een belevenis. Het is een goede plaats om naar de mensen, die  prachtig zijn te kijken. Ik maak veel foto's, onder andere van de plaats waar  ezels worden vast gebonden en vervolgens beslagen met hoefijzers.
  
      Vanaf de veemarkt  fiets ik door naar de Abak Hoja-tomb. Een fraai gebouw waarin graven van een  aantal personen liggen. Daarnaast is er ook nog een mooie oude moskee.
  
      Op de terugweg bezoek ik de bazaar. De bazaar is in een nieuw gebouw met een  superschone vloer. Hoewel er van alles te koop is, ziet de markt er perfect  georganiseerd en netjes uit. Hierdoor ontbreekt de sfeer van een gezellige oude  markt aan de Zijderoute.
      Wat wel geweldig is om te zien is de markt langs de weg voor de bazaar. Dat is  een heerlijke ongeorganiseerde puinhoop van ezelkarren en dergelijke met mensen  die allerhande handelswaar langs de weg verkopen. Ook hier is het contrast met  de moderne gebouwen die langs de weg staan groot.
  
      Vanaf de bazaar fiets ik door de oude stad terug naar mijn hotel. Ook in de  oude stad ligt een prachtige betonweg. Maar deze is smal en heeft veel bochten.  In plaats van de strakke moderne gebouwen, die langs de grote straten elders in  de stad staan, staan er hier slordig uitziende gebouwen van baksteen en leem.  In veel van de gebouwen zijn kleine metaal- en houtbewerkingsbedrijven  gevestigd.
  
      Na de lunch verblijf ik enkele uren achter de computer in het café bij mijn  hotel. Hier ontmoet ik een Duits stel die met een tandem op weg naar Tibet  zijn. Tijdens ons gezamenlijke avondeten in het café komt er ook nog een  Italiaanse fietser, die op weg naar het oosten van China is, bij ons aan tafel  zitten. Na het eten wordt het nog een lange gezellige avond met een groep Noren  die met een oude truck onderweg zijn.
  
  04 oktober 2007 Verboden te fietsen (4 km)
      Na een paar dagen fietsen op de Karakoram Highway ben ik in Taxkurgan  aangekomen. Het is nog 130 km naar de grens met Pakistan. Daar ligt de hoogste  pas van de Karakoram Highway, de Khunjerab pas met een hoogte van 4733 meter.  Deze pas wil ik graag over fietsen. Ik heb van andere fietsers gehoord dat ik  vanaf hier tot Sost, dat ligt zo’n 85 km na de grens, niet mag fietsen. Nou ja,  ik mag er wel fietsen, maar niet met een uitreisstempel in mijn paspoort. Op de  grens zou ik dan om moeten draaien en 130 km terug fietsen naar de douanepost.  En daarna met de bus de pas over. Ik heb van 2 motorrijders gehoord dat ze  gezien hebben dat de douane toch een fietser lieten fietsen over de grens. Ik  wil dat ook proberen.
  
      Nog voor ik Taxkurgan uit wil fietsen roept er iemand "Stop." Er komt  een agent naar me toe. "Wil je naar Pakistan?" vraagt hij.  "Ja." "Paspoort, a.u.b." Ik overhandig mijn paspoort en dat  wordt bij een kantoortje afgegeven. Ik moet 10 meter terug wachten. Er wordt me  verteld dat ik nog lang moet wachten. Men spreekt niet voldoende Engels om me  te vertellen hoe lang ik  moet wachten.  Er stoppen diverse auto's en de inzittenden laten bij het kantoortje hun  paspoort zien en mogen daarna hun weg vervolgen. Ik word wat ongeduldig en  vraag een vrouw of ze Engels spreekt. Dat doet ze gelukkig. Ze vertaalt voor  me. Ik moet me 100 meter terug bij een kantoor melden. Over een kwartier, om  10.30 uur en dat is 8.30 uur plaatselijke tijd, gaat dat kantoor open en dan  krijg ik daar mijn paspoort terug.
  
      Ik loop een stuk terug. Het is me niet duidelijk waar ik moet zijn. Maar er is  een soort bushalte annex douanekantoor. Daar wacht ik tussen alle handelswaar  die Pakistanen in China gekocht hebben. Na 10 minuten gaat het loket voor de  kaartverkoop van buskaartjes open. Men zegt dat ik een kaartje moet kopen. Ik  vertel ze dat ik echter wil fietsen naar Pakistan. De kaartverkoper zegt dat ik  dat kan proberen.
  
      20 minuten te laat verschijnt ook de douane. Ik krijg een formulier waarop ik  onder andere mijn paspoortnummer moet in vullen. Ik loop naar de douane en  vertel ze dat mijn paspoort, waarin ik kan zien wat mijn paspoortnummer is, bij  de pascontrole moet liggen. Zo kan ik mijn formulier niet volledig in vullen.  Als eerste mag ik doorlopen naar de pascontrole. Mijn tassen moeten echter  eerst door een scanapparaat. 
  
      Bij de pascontrole vraagt men naar mijn paspoort. Ik vertel ze dat dat hier zou  moeten liggen. "Geef je paspoort." blijft de man herhalen. Tot  tweemaal toe probeer ik het nog een keer uit te leggen dat ik elders al mijn  paspoort heb af gegeven. Men begrijpt het niet. Ik vraag of één van de beambten  met me mee wil lopen. Dat is geen probleem. Samen gaan we mijn paspoort op  halen.
  
      Bij het kantoortje langs de weg staat een rij, maar de beambte gaat direct naar  het loket en vraagt iets in het Chinees. Iemand pakt mijn paspoort uit een  laatje en stopt het direct weer terug. Op mijn paspoort zit een gele sticker  van de visumdienst, waardoor ik van afstand mijn paspoort herken. Ik roep  "Dat is mijn paspoort." De beambte, die met me mee gelopen is, vraagt  daarop nogmaals mijn paspoort. De la gaat weer open en met paspoort lopen we  terug naar het douanekantoor.
  
      Ik krijg echter geen uitreisstempel als ik geen buskaartje heb gekocht. Fietsen  over de grens is niet toegestaan. Punt uit! Dus moet ik eerst een buskaartje  kopen voor de reis naar Sost, de eerste stop in Pakistan. De bus gaat vandaag  echter verder naar Gilgit. Ik moet in plaats van 22,-- euro nu 28,50 euro  betalen voor de hele rit. Plus nog 5,-- euro extra voor de fiets. Nu lijkt het  alsof de bussen hier in China erg duur zijn. Maar op de prijslijst zie ik dat  andere bussen die niet over de grens gaan, slechts één vijfde van de prijs zijn  voor dezelfde afstand. Nadat ik een kaartje gekocht heb krijg ik meteen een  uitreisstempel.
  
      Buiten het gebouw van de douane wacht iedereen op de bus. Als die na een uur op  komt dagen kan iedereen zijn bagage achterin de bus leggen. Dat is nogal  onhandig. De toegangsdeur is voorin de bus. Iedereen moet dus met de zware  grote tassen en dozen door het smalle gangpad door de bus heenlopen. De hele  grote balen worden boven op de bus geladen. Ik wacht als laatste met instappen.  Ik wil ook het eerste uitstappen. Bovendien komt mijn fiets, net als nog een  andere fiets, boven op de bus; de fietsen worden nadat alle grote spullen zijn  geladen vastgebonden.
  
      Het landschap wordt naarmate we dichter bij de pashoogte steeds mooier. Net na  de grens vraag ik of ik de bus mag verlaten. Maar helaas, dat is niet  toegestaan. De afdaling is schitterend. Eén keer stoppen we voor een grote  groep van een soort gemsbokken (Ibex). 
  
      In de bus raak ik in gesprek met een groepje Pakistanen. Natuurlijk komt de  vraag waar ik vandaan kom. Als ik zeg dat ik uit Nederland kom, komt meteen de  vraag of ik één of andere doktor ken. Ik ken zijn naam niet maar ik weet dat ze  het over één van hun nationale helden hebben. De man die met informatie uit  Nederland het mogelijk heeft gemaakt dat Pakistan de eerste islamitische  atoombom heeft kunnen bouwen. De Nederlandse regering heeft in die tijd  waarschijnlijk zitten slapen of vond het prima dat die informatie het land uit  ging.
  
      De grensformaliteiten in Pakistan zijn snel afgehandeld. Bij de douane staat  een man die vraagt of ik in zijn hotel wil overnachten. Ik fiets achter zijn  rode jeep aan richting het hotel. Hij moet nog wel een paar keer wachten, want  ik wil ook wat foto's maken. Eerst van de Pakistaanse vrachtauto's. Dat zijn  kunstwerken op zich. Daarna nog een keer van de prachtige bergen. Ik moet  overigens even wennen aan het links rijden.
  
      Ik kan bij het hotel ook kamperen. Een kamer kost echter slechts 5,--. euro Ik  maak het mezelf gemakkelijk. In het gezellige restaurant, waar het lijkt alsof  ik de enige gast ben, bestel ik 1 kg Chicken Karai en een bord rijst. Volgens  de eigenaar is dat een portie voor één persoon. Het wordt zo lijkt het althans  een complete kip en een grote schaal rijst. Verandering van spijs doet eten.  Alles gaat dan ook op. En dat is maar goed ook want gisteren zag ik in de  spiegel een erg magere man. Hooggebergte vreet altijd aan me.
  
  6 oktober 2007 Karakoram Highway (130  km)
  Ik zit vandaag al vroeg op de fiets. Op mijn hotelkamer heb ik een stuk  cake gegeten. De rest van mijn ontbijt wilde ik in het dorpje, waar het hotel  waar ik heb geslapen zich bevindt, nuttigen. Maar alles leek nog gesloten. In  verband met de ramadan zullen veel zaken ook wel tot laat in de middag gesloten  blijven. Na een paar kilometer koop ik bij een stalletje langs de weg enkele  appels.
  
      Net als gisteren loopt de weg door een prachtig rivierdal, dat wordt omgegeven  door zes tot acht duizend meter hoge bergen. Vandaag is het bewolkt waardoor ik  de hoge bergen maar af en toe even zie. Ik maak desondanks de eerste 18  kilometer veel foto's. 
  
      Na 2 maanden voornamelijk zonneschijn begint het te regenen. Of beter gezegd,  ik fiets door een bui heen. De bui lijkt op één plaats te blijven hangen tussen  de bergen. Onder een paar bomen schuil ik om te kunnen ontbijten. Brood met  appels is mijn ontbijt vandaag. Als ik weer verder wil regent het hard genoeg  om de regenbroek aan te trekken. Op kilometer 24 fiets ik de bui weer uit.
  
      Bijna al het tegemoetkomende verkeer groet me. Bij auto's die me in halen hangt  meestal de bijrijder uit het raam om naar me te kunnen kijken. Hoog boven me in  de bergen fluit iemand, ik kan door de afstand niet zien of het een jongen of  jonge man is, naar me. Ik kijk op en zwaai naar hem. Hij blijft fluiten. Ik  kijk nog een keer en zie dat hij een geweer, in zijn hand heeft. Ik kan niet  zien of het echt is. Wel zie ik dat hij het geweer op mij richt. Het lijkt me  een flauwe grap. Ik kan me niet voor stellen dat iemand op mij zou willen  schieten. Ik fiets achter twee bomen langs. Dan maak ik een handgebaar dat hij  dit niet moet doen. Ik fiets snel naar rechts zodat ik voor hem achter een  rotswand verdwijn.
  
      Ik vraag me ondertussen af of al die wilde verhalen van onveiligheid in  Pakistan toch waar zouden zijn. De site van het ministerie van buitenlandse  zaken gaf voor de Karakoram Highway geen negatief reisadvies. Wel raadt het  ministerie aan waakzaam te zijn. De site van het Belgische ministerie van  buitenlandse zaken is echter wel weer erg negatief over de veiligheid op deze  route. 
  
      Vandaag zijn er verkiezingen in Pakistan. Daardoor is het land vaker als normaal  in het buitenlandse nieuws geweest. En dan helaas niet in positieve zin. Het  thuisfront maakt zich dan ook zorgen om mijn veiligheid. En dat doe ik zelf  natuurlijk ook. Ik wil hier in Pakistan dan ook geen extra trips maken maar de  kortste route door het land nemen. Vannacht wil ik ook niet in Gilgit, de enige  stad op de route, overnachten. Van Gilgit heb ik namelijk gehoord dat er iedere  paar jaar onrust uitbreekt waarbij diverse partijen op elkaar schieten. 
  
      Net nadat ik wat gegeten heb zie ik zomaar een restaurant waar je ondanks de  ramadan midden op de dag kunt eten. Ik eet er een lekker bord rijst met curry.  In verband met de verkiezingen staat er een tv waar iedereen naar zit te  kijken. Ik kan het ook volgen want het is Engelstalig.
  
      Over het algemeen zijn de Pakistanen, inclusief hun kinderen-,aardige mensen.  Maar vandaag zijn er plotseling kinderen die "Pen, pen, pen" roepen.  Nu zie ik hier overal bordjes van scholen die zijn opgericht met hulp van de  Aga Kahn-stichting. Ik hoop niet dat die in hun lespakket hebben opgenomen dat  kinderen aan toeristen een pen moeten vragen. Maar het lijkt er wel op. Het  doet me denken Franstalige Afrika waar je doodziek wordt van "Donnez moi  une stilo." Vlak voor ik het Indus-dal in fiets is er een afslag naar links.  Er staat een bord bij dat het nog 160 km is naar het achtste wereldwonder. Ik  heb echter de eerste zeven wereldwonderen nog niet gezien en fiets rechtdoor.
  
      Als ik het Indus-dal in fiets ben ik afgedaald tot ongeveer 1500 meter boven  zeeniveau. Het is ondanks het bewolkte weer een stuk warmer geworden dan de  afgelopen weken. De laatste uren was het boven de 20 graden. Hopelijk wordt het  weer snel echt zomerweer, zodat ik mijn trui, jas, muts en handschoenen onderin  mijn tassen kan opbergen.
  
      Op het eind van de middag is er een uitzichtpunt. Er staat bij:  "Junction point of three mighiest mountainranges of the world." Ik zie veel bergen om me heen, maar het is nog  steeds bewolkt. Dus van de machtige bergen van de Karakoram, Himalaya en Hindu  Kush zie ik niets. Er zijn ook drie Pakistanen op het uitzichtpunt. Ze vragen  of ze met me op de foto mogen. Normaal fotograferen buitenlandse toeristen de  mensen die ze onderweg tegenkomen. Maar hier op de Karakoram Highway net als  bijvoorbeeld in Iran en dan vooral in het Chinese gedeelte word ik als  buitenlandse fietser steeds gefotografeerd.
  
      In het eerstvolgende dorp is achter de keuken van het restaurant een soort  veranda met een aantal kamers eraan, waarvan er nog één vrij is voor mij. Op en  voor de veranda staan een aantal touwbedden, die ook als stoelen dienst doen,  en tafels. Achterop de veranda zijn de toiletten. Ze zijn schoon maar zien er  toch zo beroerd uit dat ik besluit mijn flessendouche op mijn hotelkamer met  betonvloer uit te voeren.
  
      Net als gisteren bestel ik na één maaltijd, nog twee extra maaltijden. Ook  bestel ik tot drie maal toe een kan thee. Men vertelt me steeds dat de rekening  alsmaar hoger oploopt. Uiteindelijk bedraagt het bedrag voor al het eten,  drinken en de hotelkamer 320 rupees (4 euro).
  
    8 oktober 2007 Ziekenhuisopname (0 km)
      Het is 03.30 uur. Ik word wakker met een enorme buikpijn. Ik ga naar het  toilet, maar daar hoef ik niet naar toe. Ik hou het niet meer uit van de pijn.  Ik slik 2 tabletten ibruprofen. Het helpt nauwelijks. Liggen lukt niet van de  pijn. Ik loop wat door mijn hotelkamer. Meestal sta ik voorover gebogen van de  pijn ergens in de kamer. Het lijkt me verstandig een doktor of een ziekenhuis  op te zoeken. Maar die kunnen in dit afgelegen gebied wel eens ver weg zijn. In  dat geval kan ik maar beter mijn spullen inpakken zodat ik ze mee kan nemen. Ik  probeer mijn slaapzak in te pakken. Het lukt niet. Ik heb teveel pijn.
  
      Ik loop naar het restaurant van het hotel. Daar zit de manager. Er blijkt een  paar kilometer verderop een ziekenhuis te zijn. Hij stuurt iemand die me met de  bromfiets er naar toe brengt. Het ziekenhuis ziet er smerig uit. Overal liggen  spuiten op de grond en restanten van glazen capsules. De vloer is stoffig en op  de bedden liggen etensresten. Daar komt nog bij dat de schilder, die nog niet  zo lang geleden geschilderd heeft, er een grote puinhoop van gemaakt heeft.  Overal zitten verfspatten. Vooral de ruiten zijn flink vol gespat. De  schilderstape is overigens maar gedeeltelijk verwijderd.
  
      Er komt een doktor om me te onderzoeken. Eerst krijg ik een spuitje in mijn  bil. Daarna drukt de doktor wat in mijn buik. De echt pijnlijke plek vindt hij  niet. Maar hij laat nog een doktor komen. Die andere doktor maakt een betere  indruk op me. Hij vindt ook de pijnlijke plek. Het is me niet duidelijk wat ik  nu heb. Ik hoor wel het woord appendix vallen. Wat betekent dat? Ik weet het  niet.
  
      Tot tweemaal toe probeert men een infuus bij me aan te brengen. Het lukt niet.  De doktor doet het nu zelf in mijn rechterhand. Dat gaat beter. Ik krijg  antibiotica, iets tegen de pijn en iets tegen het braken. Al snel blijkt dat ik  nog veel te veel pijn heb. Dan wordt er in plaats van de zak met vocht een  flesje op mijn infuus aangesloten. Als dat op is wordt de zak weer aangesloten.
  
      Een uur lang gaat het steeds beter, dan weer een uur slechter. Maar het laatste  uur -voor de doktor weer komt- gaat het een stuk beter. Het wordt steeds  drukker op de zaal. Het is een soort meldpunt voor de eerste hulp. Elke paar  minuten komt er iemand nieuwsgierig vragen hoe het gaat en wat ik heb.  Pakistanen zijn erg nieuwsgierig en privacy kennen ze niet. Bij ons zou een  doktor je apart nemen en vragen wat je hebt. Hier gooi je je probleem in de  groep en de doktor, die midden in de groep zit, besluit dan wat er gedaan moet  worden. Alleen voor vrouwen gelden hier andere regels. Die verdwijnen meteen  achter een gordijn.
  
      De doktor komt me onderzoeken terwijl er 20 mannen om mijn bed staan. Het gaat  goed maar ik moet nog 24 uur blijven ter observatie. Ik mag op de zaal blijven  liggen voor niets, voor 50 rupees op een kleinere zaal of voor 200 rupees op  een eigen kamer. Ik kies voor het laatste. Dan mag ik naar een kamer elders in  het ziekenhuis lopen. Een kamer geheel voor mij alleen. Tenminste dat dacht ik.  Maar er komt geregeld iemand binnen die er op een bank gaat zitten.
      Mijn hotel levert uitstekende service. Steeds is er iemand van mijn hotel bij  mijn bed. Ook halen ze wat spullen voor me in het hotel. Plus nog een extra  handdoek en wc-papier. Eten mag ik vandaag helaas nog niet. Ik heb nu wel mijn  telefoon. Ik krijg bijna geen verbinding. Ook een sms-bericht sturen lukt niet.  Tot ik één van mijn zussen aan de lijn krijg. Die kan mooi even voor me  appendix op zoeken. We denken dat het de blinde darm is.
  
      Even later belt mijn moeder me. Ze wil natuurlijk even weten hoe het met me  gaat. Ook vraagt ze of ik niet beter een mooier ziekenhuis had uit kunnen  zoeken. Stel dat ik geopereerd zou moeten worden. Uiteraard had ik dat wel  willen doen als ik op de hoogte was geweest van het ziekenhuisbestand van  Pakistan. Ik heb mijn reis best goed voor bereid, maar ik moet toe geven dat ik  dit over het hoofd heb gezien bij mijn voorbereiding. Ook in mijn planning heb  ik geen ziekenhuisopname in Pakistan meegenomen.
  
      De rest van de dag haal ik de verloren uren slaap in van de afgelopen nacht,  praat wat met de hoteleigenaar, die het grootste deel van de dag bij me is, en  maak verdere reisplannen. De hoteleigenaar vindt dat ik beter in het hotel kan  overnachten. Na overleg mag dat ook. Maar eerst moet er nog een zak vocht en  een flesje op mijn infuus aangesloten worden. De man die dit aan brengt denkt  dat ik een probleem heb met mijn nieren. Morgen de doktor nog maar eens vragen  wat ik nu mankeer.
  
      Ondertussen belt ook mijn zwager nog hoe het met me gaat. Hij heeft ook een  dossiernummer van de reisverzekering en een nummer van de alarmcentrale. Ik  hoop dat dat allemaal niet nodig heb, maar voor het geval het toch allemaal mis  zou lopen is het wel handig. Tot nu toe lijkt het dat ik weer hersteld ben en  dat de kosten niet de moeite waard zijn om te declareren.
  
      Met een taxi gaan we terug naar het hotel. Ik heb wel zin om wat te eten en in  een lekkere kop thee. Maar ik moet nog tot morgen wachten van de doktor. 
  
      De volgende ochtend blijkt dat ik een zwelling in de maag heb gehad. Ik krijg  recepten mee voor 4 medicijnen. Eén dag mag ik alleen vloeibaar eten en één dag  alleen fruit eten.
    
