24 mei 2007 De grens met Moldavië (110 kilometer; 716 hoogtemeter) 
Om 8.30 uur heb ik afgesproken mijn hotel te verlaten. Als ik de trap afloop, komt er een mevrouw. Ze helpt me met het dragen van de fietstassen. Ze heeft de sleutel van de garage waar mijn fiets staat. Ze zegt iets en wijst naar boven. Het ruikt naar regen, maar het is zonnig weer. Dus of ze nu bedoelt dat de zon warm zal zijn vandaag of dat het gaat regenen is me niet duidelijk. Ik denk dat het beide wordt.

Ik doe het rustig aan vanochtend. Ik ben gisteren veel verder gekomen als ik gedacht had. Vanmiddag wil ik in de nieuwe stad van Kamianets-Podilskyi een hotel nemen. Van daaruit wil ik door de oude stad wandelen naar het kasteel.

Na ruim 40 km fietsen sta ik plotseling voor het kasteel. Ik fiets een Turkse brug over. Van de andere zijde van de brug heb ik een prachtig uitzicht op het kasteel. Vanaf verschillende plaatsen maak ik foto's van het kasteel en het rivierdal. Over vervelende kinderkopjes fiets ik door de oude stad naar de nieuwe stad. Ik heb het gevoel de stad nu al gezien heb. Behalve het kasteel is het niet echt de moeite waard. Na het eten van een pizza verlaat ik de stad richting Moldavië. Ik hoop voor de grens nog een hotelletje tegen te komen, zodat ik morgenochtend naar Moldavië kan.

In het laatste dorpje voor de grens vraag ik twee mannen of er in het dorp een hotel is. Ze verstaan me niet, maar begrijpen me wel. Eén van de twee zegt dat er aan beide zijden van de grens een hotel is. Ik fiets verder. Ik nader de grens, maar ik zie geen hotel.

Plotseling sta ik voor de grens. Ik laat mijn paspoort met los inlegvel zien. De douanier vertelt me waar ik me moet melden. Bij een klein kantoortje geef ik mijn paspoort af. De man in het kantoor is boos. Ik heb een doorreisvisum -of eigenlijk een doorreisstempel, want een visum heb ik voor zowel de Oekraïne als Moldavië niet nodig- waarmee ik slechts drie dagen in de Oekraïne had mogen blijven. Dan begint hij erover dat ik op weg ben naar Rusland. Hij blijft met zijn hoofd schudden. Hoewel we elkaar niet verstaan, probeer ik hem in het Engels uit te leggen hoe dit zo gekomen is. Ik heb mijn formulier -op de Pools-Oekraïense grens- ingevuld en erop gezet dat ik een toerist ben. Ik wilde dus een toeristenverblijf. Daarna wilde men een adres hebben voor een hotel in Moskou. En omdat ik daar niet naar toe ging, heeft iemand anders op het formulier transit ingevuld. Nu wordt me verteld dat ik maar een doorreisvisum voor 3 dagen heb gekregen.

De douanier helpt eerst nog twee andere mensen. Dan belt hij nog iemand en overlegt over die lastige fietser. Ik blijf rustig wachten. Ik neem aan dat zo me hooguit het land zullen uit zetten. En ik wil nu eruit. Uiteindelijk zet hij een stempel. "Straf, 100 euro" zegt hij plotseling. Ik doe net of ik dat niet gehoord heb. Hij zegt het nog een keer, maar ik zie dat hij mijn paspoort al terug wil geven. Dus doe ik weer alsof ik het niet gehoord heb. Ik krijg mijn paspoort en mag verder.

Ik vraag of ik het inlegvel mee moet nemen. "Nee, dat blijft hier." zegt de douanier. Ik kom bij een volgend kantoortje. Ik neem aan dat dit voor Moldavië is. Vroeger was hier geen grens tussen twee Sovjet republieken. Nu is er één grensgebouw dat lijkt betaald te zijn door de EU. Twee vrouwen nemen mijn paspoort in. Ze vragen naar mijn inlegvel. Ik wijs naar het vorige kantoortje. Ze vinden het goed en ik krijg een stempel.

Bij de volgende twee douaniers -die een beetje Engels spreken- wordt weer naar mijn inlegvel gevraagd. Dat heb ik dus niet en ik wijs weer naar het eerste kantoortje. Eén van hen gaat er naar toe. Als hij terugkomt mag ik weer verder. Maar ik wil eerst nog geld wisselen in het kantoor er tegenover. Het is open maar er is niemand aanwezig. De laatste douaniers vertellen me dat men bij de bank pauze heeft. Terwijl ik wacht maak ik een praatje met de mannen. Even later komt er iemand bij wie ik wat euro's kan wisselen.

Ik fiets het douaneterrein af. Bij de laatste slagboom staat een douanier. Ik geef hem mijn paspoort. Hij vraagt naar het inlegvel. Ik vertel ook hem dat dat nog op het eerste kantoortje ligt. Dan mag ik verder. Nu vraag ik me natuurlijk af of ik dit inlegvel later toch nog nodig heb of dat dit een grapje is van de mensen hier.

Inmiddels heb ik op de grens begrepen dat het eerstvolgende hotel 43 km verderop is. Dat is te ver voor vanavond. Nu herinner ik me de 2 mannen in het laatste dorp voor de grens. Ik begrijp nu pas dat ze een plaatsnaam -aan beide zijden van de grens een grote stad ver weg van de grens- zeiden bij de hotels die er in de Oekraïne en in Moldavië- waren. Net na de grens is er ruimte genoeg om wild te kamperen. Maar zo dicht bij de grens lijkt me geen goed idee. Ik fiets het eerstvolgende dorp binnen. Achter een café ligt een grasveld voor een gebouw. Ik vraag of ik er mag kamperen. Het blijkt een treinstation te zijn. Een man zegt: "Ik woon vlakbij." Hij moet alleen nog op de trein wachten. Als de trein diesel heeft getankt stapt hij in zijn auto en fiets ik achter hem aan.

Bij hem thuis laat hij het toilethokje -type getimmerd kakhuis-huisje met houten toilet- achter op het terrein zien. Daarna gaat hij weg en laat me bij zijn vrouw achter. Terwijl ik tv kijk maakt zijn vrouw wat te eten voor me klaar. Ze spreekt 4 talen, alleen helaas geen Nederlands, Engels of Duits. Met wat moeite kunnen we toch communiceren.

Ze hebben een fraai huis. De keuken is klein en er is geen aanrecht. Er is alleen een tafel van tachtig bij zestig centimeter. Daar staat mijn eten op. Verder staat er een 4-pits gasfornuis met oven, een grote koelkast, een kast en een lage kast met daarop koffiezetapparaat en waterkoker. Ik zit nu in de woonkamer van 4 meter bij 6 meter. Hierachter liggen nog twee ruime slaapkamers van 3,5 meter bij 8 meter; deze kamers zijn mooi ingericht. Achter het huis staat nog een klein huis waar de moeder van de man des huizes woont.

De badkamer is als een westers. Er is maar enkele uren per dag stromend water. De boiler wordt als waterreservoir gebruikt. Vanuit een slang -die op de boiler is aangesloten- wordt er voor mij een metalen emmer water gevuld. Die emmer zet ze voor me op het gasfornuis om het water op te warmen. Maar dit vind ik niet nodig. Het was vandaag boven de 30 ºC. Dat koude water zal lekker verfrissend zijn. Zo heb ik dus een emmerdouche -water scheppend vanuit een emmer met een bakje- terwijl ik in bad zit in een luxe badkamer.

Wat geheel anders is als thuis is de verwarming. Dit is een soort grote oven van steen bekleed met tegeltjes. De oven grenst aan de keuken, de badkamer, de woonkamer en een slaapkamer. De oven/verwarming kun je vol gooien met hout. Het zal eerst uren branden en daarna nog een tiental uren warme uitstralen.

29 mei 2007 Odessa aan de Zwarte Zee  (140 km; 347 hoogtemeter)
Ik heb gisteravond mijn tent opgezet tussen 4 rijen met bomen. Aan beide zijden van de strook met bomen ligt een zandweg met daarachter een akker. De laatste week is het nogal lastig een wildkampeerplek te vinden. Al het land is in gebruik. Af en toe ligt er een stukje grasland, waarop herder met vee -meestal runderen- loopt. Terwijl ik mijn tent op ruim komt er een groep van ongeveer 50 runderen aanlopen. Ze mogen het gras eten -wat onder de 4 rijen bomen groeit- en de 5 mannen die ze begeleiden zullen ervoor zorgen dat ze niet op de akkers komen.

Na 12 kilometer ben ik bij de grens tussen Moldavië en de Oekraïne. Er staat een kleine rij vrachtauto's te wachten. Die fiets ik voorbij en bij de douane geef ik mijn paspoort af. Tien minuten later mag ik verder naar de douane -100 meter verderop- van de Oekraïne. Bij een slagboom -voor op het douanecomplex- krijg ik van een beambte een formulier en een pen. Net voor de slagboom staan 2 stalen tafels waarop ik mijn formulier kan invullen. Bij verblijfplaats vul ik het Black Sea Hotel in Odessa in. Ik weet niet of ik daar naar toe ga, maar men wil nu eenmaal dat het formulier volledig wordt ingevuld. Op het douanecomplex geef ik mijn paspoort af. Men komt nog een keer vragen of ik naar het Black Sea Hotel in Odessa ga. Nadat ik ja geantwoord heb krijg ik snel mijn paspoort en de helft van het formulier terug. Ik ben weer in de Oekraïne.

In de eerste stad in de Oekraïne ga ik op een terrasje zitten. Daarna loop ik naar binnen naar de bar om wat te eten te bestellen. Het lastige is dat men geen Engels spreekt. Ook erg lastig is dat -in tegenstelling tot in Moldavië- men hier een cyrillisch alfabet heeft. Ook is de taal veel moeilijker te begrijpen. Op de menukaart -waar ik niets van begrijp- wijs ik het duurste gerecht aan. Ik heb geen idee wat ik besteld heb. Het gerecht kost 20 hryvnia -ongeveer 3 euro- en dat is redelijk veel geld voor hier. Even later komt men me een flinke ijscoupe brengen. Dat had ik niet verwacht -gisteren kreeg ik zo een pastagerecht- maar dit is ook lekker.

Het landschap is een beetje saai vandaag. Maar het is het laatste stukje op weg naar de Zwarte Zee en dat geeft een goed gevoel. Rond 15.00 uur sta ik in Zatoka op het strand. Ik zie allerlei appartementencomplexen in aanbouw, maar geen enkel hotel op het strand. Jammer want het is prima strandweer. Nu fiets ik verder in de hoop ergens een hotel te vinden dat ik kan betalen. Omdat ik nog maar weinig hryvnia heb zal het een goedkoop hotel moeten zijn. Of juist een heel duur hotel die ik met een creditcard kan betalen. De eerste pinautomaat verwacht ik pas in Odessa.
Rond 20.00 uur fiets ik Odessa binnen. Al snel ben ik in het centrum. Ik zie een hotel wat er nogal luxe uit ziet. Maar het is al laat en ik heb geen zin om de halve stad af te zoeken naar een goedkoop hotel. Er is nog maar een kamer vrij en slechts voor één nacht. Helaas is het een gerenoveerde kamer die met euro 120 wel erg duur is; een niet gerenoveerde kamer kost maar de helft. Maar na bijna 3000 km fietsen sta ik aan de Zwarte Zee en dat mag best met een beetje luxe gevierd worden. Ik vraag me alleen af of het wat uit maakt dat ik niet in het Black Sea Hotel -die op mijn inreisformulier staat- overnacht.

’s Avonds laat eet ik een heerlijke penne met zalm op een terrasje. Het is nog heerlijk weer om buiten te zijn in deze sfeervolle Oost Europese stad. Ze hebben hier ook een extra service op het terras. Bijna alle -vaak ook mooie- vrouwen gaan nogal sexy gekleed. En met zo weinig kleren aan het lijf krijg je het nogal snel koud. Dus worden er deken uitgedeeld als je daarom vraagt.

Het eten is zo lekker dat ik nog een maaltijd bestel. De ober -die niet zo goed Engels spreekt- wil het niet geloven. Hij vraagt het nog een keer na. Daarna gaat hij naar zijn collega om te overleggen. Die komt even later me de rekening brengen. Ik vertel hem ook dat ik nog een maaltijd wil. Nu weet hij eindelijk zeker dat ik nog een maaltijd wil. Na 20 minuten krijg ik weer zo'n bord vol heerlijke penne met zalm.

Tussen 23.00 en 24.00 uur wandel ik door de straten van Odessa. Het is nog gezellig druk op straat en de terrasjes zitten nog vol. De stad lijkt een beetje op een partystad. Overal zijn casino's. Jonge mannen rijden in veel te snelle auto’s met piepende banden door de straten. Het is alsof -in tegenstelling tot in andere delen van de Oekraïne- je het geld wat hier overal aanwezig is bijna ruikt.

Op een wandelpromenade vraagt een jonge vrouw of ik een vrouw voor vannacht wil hebben. Een jongen vraagt om geld. Hij loopt met me mee. Na 21 keer `please` gezegd te hebben ziet hij gelukkig iemand anders om geld aan te vragen. Terug in het hotel vraagt de man bij de receptie of ik nog een dame wil hebben. `Je zult niet slapen vannacht` luidt zijn aanbeveling. Maar na 140 kilometer heb ik wel wat nachtrust verdiend. Daarnaast verwacht ik in zo'n duur hotel ook niet zo'n vraag. Dat lijkt me meer iets voor in een goedkoop hotel dat ook als bordeel gebruikt wordt.

6 juni 2007 Yalta en de grote drie (17 km; 305 hoogtemeter)
Samen met Jeffrey ontbijt ik op onze hotelkamer. Jeffrey -die ik gisterenochtend tegen kwam- is een Amerikaanse fietser. Na een fietstocht van Baku -aan de Kaspische Zee- naar Istanbul is hij een paar dagen geleden naar de Oekraïne gevlogen. Vanaf Sevastapol wil hij nu naar Odessa fietsen. Vandaar uit -afhankelijk waar vandaan hij een goedkoop ticket naar huis kan kopen- wil hij richting Warschau of Praag. Een klein stukje fiets ik -ik kom vanaf Odessa- dezelfde route als Jeffrey. Beide hebben we een extra lus in onze route gepland om langs de zuidkust van de Krim te kunnen fietsen.

Na een kleine pittige klim hebben we zicht op Swallow's Nest. Dit is een mini kasteel. Het kasteel is gebouwd op een prachtige rotspunt aan de kust van de Zwarte Zee. Het is dringen om een foto te maken. De ene na de andere bus -met toeristen- stopt bij een rij restaurants en souvenirstalletjes.

Een paar kilometer na het kasteel komen we bij het paleis van Lividia. We kunnen in de tuin rondom het paleis wandelen. Het paleis zelf is vandaag gesloten. Ik heb de indruk dat dat niet zo erg is. Het paleis stelt niet zo veel voor. Hier komt men naar toe omdat hier geschiedenis is geschreven. In 1945 vond hier de Yalta-conferentie plaats. De grote drie -Stalin, Roosevelt en Churchill- hebben hier toen afgesproken hoe Europa er na de oorlog uit zou komen zien.

Bij een souvenirwinkel koopt Jeffrey enkele postkaarten. Het duurt nogal lang. Jeffrey hoort niet zo goed en -misschien mede daardoor- is hij ook niet zo goed in communicatie. Ik vraag af en toe de weg naar Yalta. Hoewel ik het antwoord niet versta begrijp ik uit de handgebaren die de meeste mensen maken -en dat doen ze hier heel erg duidelijk- waar we naar toe moeten. Jeffrey begrijpt er steeds helemaal niets van.

Rond de middag komen we in Yalta. Op een terras aan de haven gaan we zitten. Ik bestel wat te eten en ga daarna naar het toilet onder aan een trap zo’n 30 meter verderop. Als ik terug kom is Jeffrey nog steeds bezig met zijn bestelling. De serveerster is helemaal in de war van hem. Maar uiteindelijk lukt het haar toch de bestelling op te nemen.

Na het eten van een heerlijke vis en een lekkere ijscoup neem ik afscheid van Jeffrey. Hij fietst verder richting Odessa, terwijl ik een hotel op zoek. Ik maak er een lekker rustige dag van. Ik wandel ‘s middags door de stad en beantwoord mijn mail in een internetcafé. Daarna ga ik terug naar mijn hotelkamer.

Zoals ik in de Oekraïne al vaker heb gehad heb ik een zeer ruime hotelkamer. Er staan 2 bedden, een bankstel, 2 luxe stoelen, een tafel, een tv, een kast en een koelkast. Daarnaast heb ik nog een halletje en een eigen badkamer. Alles is in een donker bruine -jaren zeventig- stijl en is oud en versleten. De badkamer is onhandig aan gelegd. Leidingen zijn niet weg gewerkt. Het tegelwerk -aangelegd na verschillende aanpassingen- past niet bij elkaar. Ook is het tegelwerk slecht aangelegd. Zo slecht heb ik in Nederland nog nooit gezien. Veel tegels zijn kapot en de voegen en naden zijn versleten. Daarnaast is het onvoorstelbaar hoe iemand zo'n lelijke douchebak heeft kunnen bedenken. Maar het is er wel één met een antiek schrobputje.

’s Avonds eet ik langs de zee weer een heerlijke vis en een ijscoup als nagerecht. Daarna wandel ik langs de boulevard. Yalta is een echte badplaats met de toeristische sfeer van een badplaats aan de Middellandse Zee. De stad ligt ook prachtig aan de voet van een meer dan 1000 meter hoge bergrug.

De vele toeristen worden vermaakt met enkele kermisattracties. Op veel plaatsen wordt er muziek gemaakt en je kunt een foto van jezelf laten maken. Vooral dit laatste is hier erg populair. Zo kun je je laten fotograferen met een uil, een slang of een aap op je schouder. Er staan grote motoren -type Harley Davidson- inclusief leren kleding -type Hell's Angels- om je mee te laten fotograferen. De grootste attractie lijkt echter om je te verkleden in 18e eeuwse kledij en daarna plaats te nemen op een grote Koninklijke stoel. En dan natuurlijk een foto laten maken.

13 juni 2007 Kamperen in Rusland  (112 km; 1812 hoogtemeters)
Als ik wakker word wil ik naar het toilet. Dat doe ik met tegenzin. Ik sta namelijk op een prachtig gelegen camping aan de Russische kust van de Zwarte Zee. Gisteren had ik een camping met weliswaar toiletten zonder deur. Maar de toiletten waren aangesloten op het riool en zeer schoon. Nu is er een toilet dat bestaat uit een betonnen vloer met een put daaronder waar enkele gaten in zijn gemaakt. Het stinkt en er lopen honderden pissebedden op de vloer en op de wanden.

Eenmaal op weg zie ik maar af en toe de kust. De weg slingert door de uitlopers van de bergen van de Kaukasus. Het is jammer dat het zo'n drukke weg is, want de route door de groene heuvels is prachtig.

Ik heb al vroeg honger vandaag. Maar het voordeel van een drukke weg is dat er ook veel restaurants zijn langs de weg. Die restaurants zijn hier -aan de drukke toeristische kust- wel een stuk duurder, maar het eten is vaak ook beter. Ik bestel een pizza voor 120 roebels. Na het eten staan er 160 roebels op mijn rekening. Het eten was prima en ik heb geen zin moeilijk te gaan doen hierover. Het gaat slechts om ruim een euro en niemand spreekt Engels. Vaak is de menukaart -die in het Engels is- verouderd. Maar hier in Rusland -waar alles al veel duurder is- is de rekening wel verdacht vaak aan de hoge kant.

Na Tuapse lijkt de weg -althans op de kaart- vlak langs de kust en de spoorlijn te lopen. De spoorlijn ligt in een rechte lijn langs de kust. De weg slingert echter door de heuvels. Er is bijna geen vlak stuk. Het gaat steeds bergop en bergaf. Prachtig.

Ik hoor achter me een vrachtauto die me wil inhalen. Plotseling zie ik een golf in het asfalt liggen van 15 centimeter hoogte. Ik rem af, maar in de afdaling heb ik teveel snelheid om op tijd tot stilstand te komen. Met de naderende vrachtauto durf ik niet naar links uit te wijken. Met 25 kilometer per uur stuiter ik over de hobbel. De fiets lijkt daarna alle kanten op te slingeren. Gelukkig blijkt dat alleen mijn achtertassen -in plaats van aan 2 beugels- nog maar met één beugel aan de bagagedrager te hangen. Er is niets kapot gegaan.

Sinds ik in de Oekraïne -vanaf de Krim- langs de Zwarte Zee kust rij zijn de wegen veel beter als de weken daarvoor. Slechts af en toe is er -doordat een vrachtauto is weggezakt in de slecht gefundeerde wegen- een flinke hobbel in het asfalt of ligt een putdeksel veel te laag. Doordat de weg beter is, durf ik harder af te dalen. Met die hogere snelheid is het dan extra gevaarlijk als je op een slecht stukje wegdek terecht komt.

In een dorpje ontmoet ik 2 fietsers. Ze spreken helaas nauwelijks Engels. Ze hebben -in hun 10 daagse vakantie- tot nu toe 500 kilometer afgelegd. Ik begrijp van ze dat je zonder problemen tegenwoordig door Abchazie kunt fietsen. Ze vertellen waar ze vandaan komen, maar ik kan het niet verstaan. In het verleden konden buitenlanders niet de grens over naar Abchazie; Russen en Georgiër overigens wel. Abchazie heeft zich -met een oorlog als gevolg- onafhankelijk verklaard. De rest van de wereld erkent dit niet en voor hen is het nog steeds een deel van Georgie. Maar -zo vertellen de fietsers- de oorlog is voorbij en met alleen een paspoort kun je er zonder problemen doorheen. De hele dag blijft de gedachte terug komen om toch te proberen door Georgie te fietsen in plaats van de boot vanaf Rusland naar Turkije te nemen.

Tegen de avond fiets ik door een badplaats. Overal staan mensen met een bordje langs de weg. Ik denk dat ze daar staan om klanten te zoeken voor een vakantiewoning of zoiets. Bij een vrouw langs de route vraag ik dat na. Het gaat inderdaad om overnachtingplaatsen. Voor welke plaatsen kan ik niet verstaan. Maar de vrouw heeft geen behoefte aan een klant die in zijn eentje is en ook nog maar een nacht wil blijven. Ze belt naar iemand die honderd meter verderop staat met ook zo'n bordje. Ik fiets er naar toe. Daar vertelt een vrouw, die een klein beetje Duits spreekt, dat er 3 kilometer verderop een camping is.

Bij de administratie van de camping -waar de camping is weet ik niet, want die zie ik niet- zit een vrouw die vandaag geen zin heeft om te werken. Ze wil maar een ding. Dat die klant -ik dus- die voor haar bureau staat, zo snel mogelijk weg gaat zonder dat ze zelf iets hoeft te doen. Ook zij wil geen klanten die slechts voor een nacht komen. Ze stuurt me naar een andere plek. Daar is een parkeerplaats- waar ik waarschijnlijk ook niet kan overnachten. Maar zo is die lastige klant ten minste weg. Het is jammer dat ze geen Engels spreekt. Dan had ik haar kunnen bedanken voor de enorme klantvriendelijkheid en behulpzaamheid.

Ik fiets verder. Het is nog -in het begin van de avond- heerlijk fietsweer met ruim 20 ºC. De laatste dagen is het wel erg vochtig. De hele dag zijn mijn kleren en mijn petje nat van het zweet. Langs een kleine zijweg zet ik mijn tent op. Er komt een vrouw langs wandelen. Ik verwacht dat ze ieder moment terug kan komen. Toch wil ik uit mijn vieze plakkerige kleren. Met een fles water douche ik me snel naast de tent. Ik heb net op tijd mijn onderbroek weer aan. De vrouw komt terug wandelen met haar zoon, die ze -naar ik aan neem- bij een bushalte langs de hoofdweg heeft opgehaald.

Als ik net in de tent zit te eten, komt er nog een vrouw langs met een vuilniszak in haar hand. Als ze terug komt spreekt ze me aan. Ze spreekt een beetje Engels. Ze vindt mijn kampeerplaats niet goed. Ze heeft een betere plek voor me. Ik pak mijn spullen weer in en ga met haar mee. Aan het einde van de smalle weg kan ik onder een palmboom -de mooiste die ik tot nog nu hier gezien heb- op een kleine parkeerplaats mijn tent neer zetten.

Als ik de tent heb opgezet nodigt ze me uit om bij haar thuis een kop thee te drinken. Ik loop achter haar aan een lange stenen trap op. Daar staat voor haar huis een soort schuurtje dat haar keuken blijkt te zijn. Er staat een oven met vierpits gasfornuis die ongeveer 50 jaar oud is. Er staan 2 keukenkastjes die waarschijnlijk net zo oud zijn. Alleen de grote koelkast -die in een hoek staat- lijkt nog niet zo oud. Het ziet er allemaal oud uit, inclusief het gebouwtje. Het is wel netjes en schoon.

15 juni 2007 Het visum voor Abchazië  (73 km; 168 hoogtemeters)
Ik ga vandaag voor het eerst mijn creditcard gebruiken tijdens deze reis. Ik heb vannacht in een duur hotel geslapen. Met een prijs van 170 euro was dit misschien wel het duurste hotel waar ik ooit geslapen heb. Samen met het eten van gisteravond staat er 221 euro op de rekening. Het was niet eens zo'n heel uitzonderlijk hotel. Het ontbijt was voortreffelijk maar gisteravond was het eten niet erg goed. Het nagerecht was zelfs ronduit slecht.

De rede dat ik in dit hotel overnacht is dat ze hier mijn visumregistratie kunnen uitvoeren. Naast het formulier wat ik op de grens heb gekregen, heb ik nu nog een tweede inlegvel -in mijn paspoort waar ook al mijn visum staat- waarop staat dat ik in Sochi heb overnacht. Ik begrijp bij de receptie dat ik dit al eerder -elke drie dagen- had moeten doen. Ik heb daar ook al eerder naar gevraagd maar men is hier alleen toeristen gewend uit de Russische invloedssfeer. Dus in combinatie met het taalprobleem -tot dit dure hotel sprak niemand Engels- heb ik niet de plaatsen kunnen vinden waar dit kon.

Gisteren had ik ook op zoek kunnen gaan naar een goedkoper hotel en mijn visumregistratie bij een kantoor in de stad laten uitvoeren. Maar omdat dat kantoor gesloten was had ik een extra nacht in Sochi moeten blijven. Ook de goedkope hotels zijn hier ontzettend duur. Ik was dan dus evenveel geld kwijt geweest. En wat ik veel vervelender vind is dat ik dan 10 kilometer terug had moeten fietsen naar het centrum. De weg naar Australië is zo al lang genoeg.

Nu ben ik op weg naar de gesloten grens met Abchazie. Abchazie is een zichzelf onafhankelijk -van Georgie- verklaarde republiek. Op internet heb ik thuis al gelezen dat verschillende mensen -waaronder enkele fietsers al jaren geleden- in het verleden al gelukt is door Abchazie te reizen. Maar omdat het reizen naar Abchazie op de site van buitenlandse zaken wordt afgeraden was mijn plan om vanaf Rusland naar Turkije -en dus niet via Abchazie en Georgie- met de boot te reizen. Ik ben echter 2 fietsers tegen gekomen die net door Abchazie zijn gefietst. Ze spraken niet zo goed Engels. Het was me niet duidelijk of ze uit Rusland of Armenië kwamen. Ze hadden -50 kilometer ten noorden Sochi- ongeveer 500 kilometer gefietst. Ze vertelden dat de oorlog voorbij was en je zonder problemen -alleen met je paspoort- door Abchazie kon reizen. Daarnaast weet ik uit eigen ervaring dat de informatie op de site van buitenlandse zaken -onder andere van vorig jaar in Afrika- nog wel eens achterhaald is. Dus ik heb mijn plannen gewijzigd. Ik hoop niet dat ik hierdoor in de problemen kom als ze me ergens niet door laten en terug sturen.

Bij de Russische douane gaat mijn pas van de ene naar de andere beambte. Totdat er een zegt dat ik hem moet volgen. Bij een loket moet ik mijn pas afgeven. De man vertelt me dat de zuidgrens van Abchazie -ik sta nu aan de noordgrens- gesloten is. Hij wil weten of ik terug ga naar Rusland. Ik weet dat de zuidgrens gewoon open is. Dus vertel ik hem dat mocht de zuidgrens gesloten zijn ik wel een boot van Abchazie naar Turkije neem. Hij vraagt het nog een keer. Blijkbaar is hij bang dat er problemen van komen. Ik vertel nogmaals dat als de grens dicht is ik wel een boot naar Turkije zal nemen. Op een of andere manier zul je Abchazie toch wel weer uit kunnen komen. Terug naar Rusland kan niet want ik heb een single-entry visum. Mijn paspoort wordt gekopieerd en achterop het kopie moet ik tekenen dat ik niet zal terug keren naar Rusland.
Bij de douane van Abchazie neemt een oude douanier me mee naar zijn kantoortje. Hij wil weten wat ik van plan ben. Hij krijgt het er helemaal warm van. Ik heb geen visum voor Abchazie, ik kan niet terug naar Rusland en de grens met Georgie is gesloten. Dat laatste zegt hij maar iedereen weet dat het niet zo is. En een visum aanvragen voor een land wat door geen enkel ander land erkend wordt is nogal lastig. Op de landenoverzichten van bijvoorbeeld de visumdienst en buitenlandse zaken komt Abchazie niet voor. Ze zullen dus ook geen ambassade ergens in Europa hebben.

Ik vind het erg fijn dat de oude douanier nu van mijn probleem ook zijn probleem heeft gemaakt. Hij gaat de consul bellen. De consul spreekt Engels en Duits. Aan de telefoon leg ik hem uit hoe deze situatie is ontstaan. Het blijkt dat ik al maanden van te voren via een E-mail een visum had moeten aanvragen. Ik wist niet dat dit kon. Voor Georgie heb ik namelijk geen visum nodig. De consul gaat in beraad en zal over enkele uren terug bellen. Hij vindt het vervelend voor me dat ik zo lang moet wachten, maar het is niet anders.

De oude douanier probeert me over te halen terug naar Rusland te gaan. Daar wil en kan -omdat ik daar geen visum voor heb- ik niet naar terug. Bovendien denk ik dat de consul al lang besloten heeft me toe te laten. Hij wil me alleen maar even laten wachten om duidelijk te maken dat dit niet zo maar kan. En misschien wil hij er toch nog even over nadenken. Maar de oude douanier geeft niet op. Tot tweemaal toe loopt hij zelf met mijn paspoort naar de Russische douane. Gelukkig zonder succes.

Om 15.30 uur belt de consul. Ik krijg tot 18.00 uur de tijd om op het kantoor van Buitenlandse Zaken -in de hoofdstad Skhumi- te verschijnen. Dan krijg ik een visum voor morgen. Dat moet dan voldoende tijd zijn om door te reizen naar Georgie. Blijkbaar is de grens opeens niet meer gesloten. Het is nog 100 kilometer naar de hoofdstad. De consul stelt voor snel de bus te nemen. Dan zal hij op me wachten.

Het lijkt me sneller -en aangenamer- om een taxi te nemen. De oude douanier loopt met me mee naar de bushalte waar ook de taxi's staan. Voor ik mijn fiets in een taxi leg wil ik eerst de prijs weten. 1500 Roebel. `Dat vind ik erg duur` zeg ik in de hoop dat de prijs wat zal zakken. Ik weet dat ik met de douanier erbij -die weet dat ik haast heb- in een slechte onderhandelingspositie ben. Ze vertellen dat het wel 100 kilometer is naar de hoofdstad. Akkoord, dan vertrekken we maar snel.

De taxirit is aangenaam. We rijden niet als gekken -wat hier vaak wel het geval is- en het landschap is prachtig. Net als in Rusland lopen er hier runderen op straat. Dit levert vaak gevaarlijke situaties op. Voor ons loopt een varken plotseling de straat op. We rijden er rakelings langs. Shaslik zegt de chauffeur voor de grap. Maar dan wel een shaslik die bijna op de verkeerde gril belandde.
Om 17.45 uur sta ik op het ministerie van buitenlandse zaken. Bij de consul moet ik 20 dollar voor mijn visum betalen. Ik vraag of ik een visum voor nog 2 dagen kan krijgen. Nee. Maar ik krijg wel zijn telefoonnummer voor het geval er een probleem is. Dat gaat dan helaas niet met mijn eigen telefoon. Mijn provider heeft geen contacten met Abchazie. Om 18.00 uur sta ik weer buiten.

Ik fiets een stukje door het centrum. Daarna besluit ik nog een paar uur naar het zuiden te fietsen. Het is nog 100 kilometer naar de grens en daar moet ik voor sluitingstijd -ik weet niet hoe laat dat is- zijn. Normaal heb ik pas rond 19.00 uur 100 kilometer op de teller staan. Dat is voor morgen misschien te laat.

De avondrit is indrukwekkend. Het lijkt alsof ik in een oorlogsdocumentaire terecht ben gekomen. Overal staan verlaten huizen, flats of andere gebouwen. Veel gebouwen hebben oorlogsschade. Soms zijn er van de huizen alleen nog een fundering met een hoop puin erop over. Meestal staan echter van de huizen de muren nog overeind, maar het dak, ramen en deuren ontbreken. Bij veel huizen heb ik het gevoel dat de bewoners gevlucht zijn en dat daarna de bruikbare delen er uit gesloopt zijn. Er zijn echter ook huizen waar gaten in geschoten zijn.

Ik vraag me af waar al die mensen gebleven zijn. Of hebben ze de oorlog niet overleefd. Wat zal er van de economie van dit land over zijn. Er staan allemaal redelijk grote huizen. Dus ik neem aan dat ze hier vroeger best een goed leven hebben gehad. Maar zal er voor de huidige bewoners nog wel werk zijn. Ik neem aan dat ook de meeste fabrieken kapot zullen zijn. Ook zal het sluiten van de grenzen, -in ieder geval voor lange tijd van de zuidgrens, het land geen goed hebben gedaan. Allemaal vragen die bij me op komen tijdens het fietsen door deze trieste omgeving.

Tegen de avond zet ik mijn tent op achter een rij struiken. Ik eet mijn laatste Russische worst op met brood en een kop Hollandse erwtensoep. Terwijl ik de avonturen van de dag op schrijf staan er om 23.15 uur twee soldaten voor mijn tent. Ik open de rits van mijn tent een stukje om met ze te kunnen praten. Eén van hen steekt zijn handen naar binnen en wil mijn zaklamp af pakken. Ik trek snel mijn hand een stuk terug, zodat hij er niet bij kan. Ze willen mijn paspoort niet zien. Maar ze krijgen het toch van me. De consul heeft de datum op mijn visum niet zo duidelijk geschreven. Het lijkt net of de datum is veranderd. De soldaten vertrouwen me niet. Ik geef ze het telefoonnummer van de consul. Ze hebben gelukkig een telefoon bij zich. En de consul heeft zijn telefoon op dit late uur ook nog aan staan. Nadat ze de consul hebben gesproken is alles goed en kan ik gaan slapen.

18 juni 2007 De arrestatie (20 km)
Ik heb vannacht in een hotel geslapen. Maar desondanks dat kan ik me vanochtend niet douchen. Er komt nauwelijks water uit de kraan. Als je de douchekraan open draait begint het te stinken. Dat is vervelend want de douchedeur past niet in de deuropening en blijft minstens 10 cm open staan. Toch heb ik 40 Lari -ongeveer 18 euro- voor dit hotel betaald. Ik blijf me verbazen over de veel te dure hotels In Oost Europa.

Na een ontbijt van 2 pizza-broodjes en 2 kopjes thee fiets ik naar de grens. Na ruim 4600 kilometer zal ik Europa verlaten. Ik verheug me al op Turkije.

Bij de grens moet ik wachten. Er zijn problemen met mijn paspoort. Na 10 minuten moet ik met iemand mee naar het kantoorgebouw van de douane. Daar wil men weten hoe ik gereisd ben. Dan wordt mijn naam en geboortedatum via de telefoon doorgegeven. Ik moet nog een tijd blijven wachten.Net als in Abchazie heeft de douane het zo druk dat de hele dag de tv aan staat. Zo kan ik ruim een uur lang naar voetbal kijken. Italië wint van Tsjechië op het EK of WK onder de 21 jaar.

Rond 15.30 uur -ik ben inmiddels al meer dan 2 uur op de grens- komt er iemand die een pasje laat zien. Ik weet niet precies wat hij zegt wie hij is, maar ik noem hem mijn aanklager. Hij zegt dat ik de wetten van Georgie overtreden heb en dat ik gearresteerd ben. Ik moet hem volgen naar een kamer. Daar zitten een man en een vrouw op mij te wachten. De vrouw wordt voorgesteld als mijn advocate en de man als mijn vertaler. De aanklager verlaat het vertrek zodat ik eerst alleen met mijn advocate kan spreken.

Mijn vertaler vraagt me of ik de ernst van mijn situatie begrijp. Mijn advocate zegt nauwelijks iets. Maar ik wil graag weten wat voor een straf me boven het hoofd hangt. Mijn vertaler vraagt dit aan mijn advocate. Ik krijg niet echt een duidelijk antwoord. Ik begrijp dat dit afhankelijk is of ik meewerk aan het onderzoek. Een celstraf of een boete van minimaal 4000. Maar of dat nu Lari of dollars zijn is me niet duidelijk. Een duidelijk advies hoe ik in deze situatie moet handelen krijg ik niet. Het lijkt me het verstandigste om mee te werken aan het onderzoek; voor mijn gevoel heb ik  niets ernstigs misdaan. Zo zal -naar ik aan neem- dit probleem het snelste opgelost zijn.

Als de aanklager weer terug is worden me vragen gesteld. Waarom ik niet via een Georgische grenspost het land ben binnen gekomen. (Voor iedereen is dit een belachelijke vraag, want Georgie heeft -daar waar ik vandaan kom- opzettelijk geen grensposten neergezet.) Ik leg uit dat ik vanaf Abchazie het land ben binnen gekomen. Bij elke controlepost heb ik mijn paspoort laten zien. Eerst de controlepost Abchazie. Daarna enkele controleposten met Russische blauwhelmen waar ik ook zo door mocht rijden. Daarna was er nog een slagboom die open stond. Rechts daarvan was een klein gebouw waar naast een aantal mannen op een bank zaten. Ze wenkte dat ik naar ze toe moest komen. Ik heb ze mijn paspoort laten zien. Mijn paspoort ging er van hand tot hand. Iemand heeft er mijn -losse inlegvel- visum van Abchazie uit mijn paspoort gehaald. (Dit is een nette manier van zeggen dat het gestolen is) Ik heb het visum teruggevraagd. Plotseling wist niemand waar het was. Men zei dat heb je toch niet meer nodig. En daar hadden ze gelijk in want ik was inmiddels in Georgie. Ik wilde graag een inreisstempel hebben. Die konden ze me niet geven. Maar ze zeiden dat dat geen probleem was. Ik kon gewoon naar de grens bij Batumi fietsen en daar een stempel -ik neem aan uitreisstempel- krijgen.

Uiteraard wordt er ook naar mijn gehele reis geïnformeerd. Ook vertel ik hoe ik door Abchazie ben gereisd en hoe ik daar mijn visum heb gekregen. Het storende bij deze gehele ondervraging -waar de sfeer overigens niet vervelend is- is dat mijn advocate nauwelijks iets zegt en mijn vertaler meer vragen stelt aan mijn aanklager, die ook prima Engels spreekt. Ik vraag me af of mijn vertaler er nu is om mij te helpen of om de aanklager te helpen.

Na de vragen dienen alle spullen die ik bij me heb opgeschreven te worden. Ik vertel mijn aanklager dat mijn fiets nog beneden staat. De man die de zaak hier in de gaten houd en die ik vanaf nu mijn bewaker noem gaat de fiets halen. Ik zie het A4-papier van de aanklager. Ik vraag hem of hij nog een heel boek bij zich heeft om alles in op te schrijven. Maar hij heeft nog een stapel papier.
Dan begin ik met tas voor tas mijn spullen uit te pakken. Dit gaat uren duren. Alles moet op geschreven worden. Zo heb ik een stuk of 60 -onder andere 10 stuks van 1 dollar- bankbiljetten. Van elk biljet moet het nummer op geschreven worden. Ik heb diverse euromunten. In totaal 3 euro waarde. Ik kom nog wat muntjes tegen uit de Oekraïne. Die gooi ik weg, anders zijn we hier volgende week nog aan het schrijven. Naast mijn euro- en dollarbiljetten heb ik ook nog geld -wat ik niet meer kon inwisselen- uit Moldavie. Mijn laatste 30 Lari gaan naar mijn advocate. Zo kan ze eten voor me kopen. Er volgen ook nog travellercheques en diverse pasjes.
 
Zo heb ik pasjes van de jeugdherbergen, de NS -niet meer geldig- en mijn zorgverzekering. En dan nog -en daar verbaast de aanklager zich over- 1 giropas en 2 creditcards. Ik leg hem niet uit waarom ik 3 bankpasjes heb. Die girokaart is namelijk in Europa het goedkoopste om geld op te nemen. Daarbuiten wordt het moeilijker om geld op te nemen met de giropas. Dan is mijn visa-kaart weer erg handig. Maar weer niet in Iran, want visa is van vijand Amerika. Dus dan ook nog een mastercard.

Na verloop van tijd dringt het bij de aanklager door dat dit allemaal veel te lang gaat duren. In plaats van alle losse onderdelen op te schrijven, schrijft hij nu bijvoorbeeld zakje met gereedschap, first aid kit enzovoorts. Mijn horloge stop ik nu ook in één van mijn tassen. Die mag ik in de gevangenis niet om houden. Ook haal ik een fleece jas, een onderbroek en een paar sokken uit mijn bagage.

Nu moeten we vanaf de grens terug naar Batumi. Mijn advocate gaat op de achterbank van een auto zitten. De aanklager stapt voor in. Dan blijkt dat mijn fiets niet achter in de auto past. Die moet later opgehaald worden. Van mijn vertaler moet ik op de achterbank plaats nemen. Maar even later moet ik van de bewaker weer uit stappen. Ik moet naast hem plaats nemen achter in de auto op een bankje dat achter achterbank staat. Hier liggen ook mijn fietstassen. Samen met een chauffeur rijden we naar een soort kantoor -met een muur erom heen- in Batumi.

Samen met de fietstassen nemen we plaats in een kantoorruimte. De aanklager zit achter een computer en begint papier uit te draaien. Mijn advocate geeft geld aan de bewaker. Die komt even later terug met enkele plastic zakken. Mijn tassen moeten dicht gemaakt worden zodat ik kan zien dat er niemand in mijn bagage is geweest bij mijn terugkomst. Maar mijn fietstassen passen niet in die plastic zakken. We halen de achtervakken eraf. Dan passen ze nog niet in de plastic zakken. Die moeten dus verzegeld worden zonder tas erom heen.

Nu ben ik plotseling bij de knutselclub terecht gekomen. De aanklager knipt uit een vel karton kaartjes. Deze vouwt hij dubbel. Op de vouw knipt hij er een puntje uit. Als hij het kaartje weer uit vouwt ontstaat er een label met een gaatje erin. Schoenveters worden in stukken gesneden en hiermee worden de tassen dicht geknoopt. Op de labels wordt wat geschreven en er worden handtekeningen op geplaatst. Mijn advocate moet naar een andere afspraak en plaatst voor haar vertrek nog snel op alle labels haar handtekening. Nu heeft de aanklager nog een stuk karton. Daarop stempelt hij met een ronde stempel een merk, waarna hij de rondjes uit knipt om als zegel te gebruiken. Van de 2 grote fietstassen worden de gespen met een veter -niet erg betrouwbaar- vast geknoopt. Met een veter worden nu de labels aan mijn tassen geknoopt. Op de achterkant van de labels worden nu met tape de veters inclusief zegel vast geplakt.

We rijden naar de gevangenis. Hier moet ik de veters uit mijn bergschoenen halen. Ik stel voor -ik zie nog meer schoenen staan- om mijn schoenen in het voorportaal achter te laten. Ik heb immers ook mijn slippers mee genomen. Mijn shirt moet uit zodat ze dit kunnen controleren. Mijn broekzakken moet ik naar buiten uit laten steken om deze te laten controleren. Even later vind men dit toch niet voldoende. Ik doe mijn broek uit dan kunnen ze er lekker in knijpen. Nu heb ik nog mijn fietsbroek aan. Maar men heeft geen zin om me in mijn kruis te betasten om te zien of er iets in mijn fietsbroek zit. Ik wil al lang uit die zweterige broek en trek hem uit. Ik denk niet dat dit de bedoeling was maar zo kan ik een onderbroek aan trekken en is deze vertoning sneller ten einde. De fietsbroek geef ik af. Maar ik zie aan de bewaker dat hij helemaal geen zin heeft om mijn vieze fietsbroek te controleren. Ik stel voor om die fietsbroek in het voorportaal achter te laten bij mijn schoenen. In mijn lange broek zit een veter ter plaatse van de riem. Dat mag ook niet naar de cel. Ik probeer het eruit te trekken. Helaas is de veter in het midden vast gezet. Ik stel voor het eruit te knippen. Maar het is opeens niet meer nodig. Ik mag de broek weer aan trekken.

Voor ik naar de cel mag moet ik eerst in de tweede verhoorkamer plaats nemen; mijn advocate zit met de volgende klant in de eerste verhoorkamer. Hier staat een stalen tafel en een paar stalen banken. Ze zijn aan uit de betonvloer stekende ankers gelast zodat ze niet verplaatst kunnen worden. Nu mag ik mijn hele verhaal -dit lijkt steeds op een mengeling van nieuwsgierigheid en een echte ondervraging- nog een keer doen. De aanklager schrijft alles weer op. De procureur komt nog even langs. Hij vraagt of ik ook Duits -lekker belangrijk- spreek.

Daarna hoor ik -meestal versta ik er niets van, maar nu wel- de aanklager vertellen wat voor een grote hoeveelheid geld ik bij me heb. En dat ik wel 3 bankpasjes heb. Mijn vertaler vertelt me dat de procureur hier de baas is en dat het -als ik maar betaal- allemaal wel goed komt en ik binnen enkele dagen weer vrij ben. Op het laatst komt ook mijn advocate er nog bij. Ze kijkt alleen maar toe. Ze verstaat toch niets van de ondervraging in het Engels.

Ik weet niet hoe laat het is -mijn horloge heb ik niet meer om- maar -ik denk- tegen middernacht word ik naar mijn cel gebracht. Een redelijke kamer met 2 stalen bedden. Ook de bodem van het bed is van stalen strippen. En er ligt een waardeloos matras op. Het is wat ongemakkelijk, maar zo hoort dat ook. Het is natuurlijk geen hotel. Verder is er een toilet en een wastafel. De stalen toegangsdeur heeft een kijkgleuf en een doorgeefluikje. De lamp -een peer die dag en nacht brandt- zit in een nisje boven in de muur met een soort traliewerk ervoor. En natuurlijk is er een raam met een traliewerk ervoor.

Mijn eten heb ik inmiddels ook gekregen. Het brood is door de bewakingsdienst in stukken gesneden. Mijn pak jus is aan de bovenzijde geheel open gemaakt en de plastic schenktuit is verwijderd. Ook zijn de pakken met plakjes kaas en koekjes open gemaakt.

Verslag 20-06-07 De veroordeling 0 km
Halverwege de nacht krijg ik een celgenoot. Hij heeft een blauw oog en pijn aan zijn rug. Het is een aardige man -net als alle mensen in Georgie super aardig zijn- maar hij rookt nogal veel. Daar houd ik niet van. Ook krijgt hij -als hij daarom vraagt- steeds weer nieuwe sigaretten. Nadat ik lang geslapen heb bied ik hem nog wat van mijn eten en drinken aan. Mijn advocate komt me nog wat extra eten en drinken brengen. Even later moet ik daarvoor weer tekenen. Ik heb de laatste dagen al heel wat handtekeningen geplaatst. De meeste formulieren kan ik niet lezen, maar ik moet de mensen hier maar vertrouwen.

Rond 14.00 uur is mijn advocate er weer. Ik word uit mijn cel gehaald en krijg een handboei om. We rijden terug naar het kantoor waar mijn spullen liggen. Ik moet net als gisteren papieren ondertekenen waarin staat dat ik de boete en mijn advocate zal betalen. Gisteren heb ik ook al stapels papier ondertekend. De belangrijkste daarvan was natuurlijk de verklaring dat ik de enorme misdaad dat ik op illegale wijze het land ben binnen gekomen beken.

Ik haal mijn geld, cheques en pinpassen uit mijn tassen. Samen met 2 bewakers, mijn vertaler en mijn advocate gaan we naar de bank. Bij de pinautomaat -voor de bank- plunder ik mijn rekeningen. Het is niet genoeg om zowel de boete als de advocate te betalen. Ik vind het overigens wel een beetje vreemd dat ik een advocate die me toe gewezen is moet betalen. In de bank -bij een rustig tafeltje- overleg ik mijn advocate 4000 Lari voor de boete. Mijn advocate gaat bij de balie papieren in vullen om dit te storten. Ik wil ook nog wat geld wisselen, zodat ik ook meteen mijn advocate kan betalen. Ik heb ook al lang gezien dat ze nog wel een tijdje werk heeft. Banken zijn hier nu eenmaal niet zo snel. Ondertussen ga ik bij een wisselkantoor -bij de bank duurt zoiets te lang- nog wat geld wisselen. Daarmee betaal ik meteen mijn advocate -die natuurlijk nog druk bezig is op de bank.

Als ze eindelijk de zaken bij de bank heeft geregeld gaan we terug de aanklager ophalen. Bij de gevangenis halen we nog een jonge vrouw op. Daarna rijden we naar de rechtbank. We wachten een paar uur tot de rechter komt. Maar als ze er eenmaal is dan is alles ook zo geregeld. Er wordt me gevraagd of ik alles begrepen heb en of alles akkoord is.

En dat is dan mijn veroordeling. Vanaf nu voel ik me een crimineel. En wel één van het ergste soort. Zo een die wel toegeeft zijn misdaad gepleegd te hebben maar die daar niets verkeerds in ziet. Ik heb al de tijd het gevoel gehad dat deze hele vertoning niet over mij gaat. Maar Georgie is gefrustreerd over het feit dat Abchazie onafhankelijk is en dat de Russen ze beschermen zodat ze er niets tegen kunnen doen. Maar hier maken ze geen nieuwe vrienden mee. Ze hebben er vanaf vandaag zelfs weer een vijand bij.
Nu kunnen we weer een tijd wachten tot alles nog op papier gezet is. Met mijn vertaler en advocate praat ik nog na. Mijn vertaler is nieuwsgierig naar hoe dit in andere landen gaat. Ik vertel hem het verhaal van Norbert die vorig jaar in Marokko was zonder inreisstempel. Dat was heel vervelend voor hem; hij moest alsnog zijn stempel gaan halen op de plaats -vliegveld 700 km verderop- waar hij het land binnen was gekomen. Daar kwam geen boete aan te pas, laat staan een arrestatie. Zelf heb ik dit probleem ook eens gehad in Argentinië. Ik moest toen naar een immigratiekantoor. Maar toen ik zei dat dat nogal ver fietsen was en met wat aan dringen mocht ik zo het land verlaten. Ook geen boete. Mijn vertaler wil ook wel weten hoeveel een advocaat bij ons verdient.

Ik wil wel eens weten hoe ze zelf over deze situatie denken. Ik vraag ze hoe het kan zijn dat zo'n klein land als Abchazie -het word door niemand erkend en is wel erg klein voor een zelfstandige staat- zelfstandig wil zijn. Opeens reageert mijn advocate heel fel. Ze vindt dat ook belachelijk maar wat kun je doen als de Russen ze beschermen. Ik geloof niet dat ik een geweer voor haar moet kopen. Ze lijkt zo boos dat ze zelf nog wel de Russen uit Abchazie zou willen neerschieten. Voor mij is haar reactie -ik kan niet beoordelen of ze voor mij haar werk goed gedaan heeft- een bevestiging dat mijn veroordeling meer een politieke klucht is.

Als de papieren rond zijn word ik door de aanklager netjes afgezet bij het hotel waar ik enkele nachten geleden ook overnacht heb.

21 juni 2007 Oost Turkijë / Azië (40 km)
Het regent als ik wakker word. Ik zoek nog wat spullen op en ruim mijn tassen weer in. Als het bijna droog is vertrek ik. Na 500 meter begint het zeer hard te regenen. Ik ga onder een luifel staan. Maar het regent zo hard dat ik zelfs van het op spattende water helemaal nat word. Met 2 jassen aan vlucht ik een internetcafé binnen. Na een half uur wachten ga ik een uur internetten voor 1 Lira. Rond de middag bel ik Buitenlandse Zaken over de afloop van mijn gevangenschap.

In regenpak verlaat ik het internetcafé. Normaal is dit geen fietsweer, maar ik wil naar Turkije. Weg uit Georgie. Van mijn laatste Lira koop ik nog enkele bananen. Het lijkt wel of het noodweer is geweest. Op sommige plaatsen staat wel 30 centimeter water op de weg. Ik wil niet door diep water rijden omdat ik dan eventuele diepe gaten en kuilen waarop ik mijn wielen kan kapot rijden niet kan zien. Via allerlei sluiproutes kom ik de stad uit. Buiten de stad zijn er nog maar een paar plaatsen waar de weg ver onder water staat. Ook zie ik enkele huizen die 50 centimeter onder water staan.

Onderweg naar de grens is er nog iemand zo aardig me een overnachtingplaats aan te bieden. Ik leg hem uit dat ik na mijn veroordeling, inclusief verblijf in de gevangenis, snel dit land wil verlaten.

Op de grens geef ik mijn paspoort en het papier waarop de uitspraak van de rechter staat af. Net als enkele dagen geleden moet ik even wachten en gaat iemand met mijn paspoort naar het douanekantoor. Maar nu mag ik na 10 minuten Turkije in. Daar gaat het allemaal snel. Visumsticker -voor 15 dollar- kopen, paspoort laten zien en klaar.

Op weg naar Hopa ontmoet ik nog drie Duitse fietsers op weg naar Tbilisi. Bij een pinautomaat langs de weg pin ik geld. Met mijn giropas krijg ik geen geld meer maar gelukkig nog wel met mijn visa-kaart. De weg is vierbaans -2 maal 2- met gescheiden rijbanen en perfect asfalt. De ene helft wordt niet gebruikt. Vlak voor Hopa is daar een complete bergwand naar beneden gestort en heeft dat deel van de weg geheel geblokkeerd met grote rotsblokken.

In Hopa neem ik -in een hotelkamer met zicht op zee- een heerlijke douche. Na een flinke maaltijd ga ik naar een internetcafé om door te geven dat ik veilig in Turkije ben en dat ik veel geld heb opgenomen van mijn rekeningen. ‘s Avonds laat krijg ik nog een mailtje dat -al hoewel er geen geld uit de pinautomaat kwam- er toch geld van mijn girorekening is geschreven. Ben ik nu van de ene naar de andere bandietenstaat gereisd.