14 juni 2008 Na 27.000 kilometer in Cambodja (110 km)
Het is al 10.30 uur geweest als ik wakker word in mijn luxe hotelkamer. Ik heb vannacht tot bijna 4.00 uur tv gekeken. En dat was de moeite waard. Het Nederlands elftal won namelijk met 4 tegen 1 van Frankrijk. Wat waren we goed!

Ik heb mijn ontbijt snel gekregen en om 11.00 uur sta ik al met mijn fiets bij de receptie. De receptioniste wil me mijn onderpand van 200 baht terug geven. Ik maak haar er op attent dat ik gisterenavond gegeten heb in het restaurant zonder af te rekenen en dat ik waarschijnlijk bij moet betalen. Ondertussen denk ik "Het valt niet mee om de administratie bij te houden." Nadat ik 20 baht betaald heb fiets ik richting Cambodjaanse grens.

Zonder te stoppen fiets ik in een paar uur tot een restaurant op 6 kilometer voor de grens. Ik heb een beetje haast vandaag, want ik ben laat vertrokken en ik heb gehoord dat de weg 50 kilometer na de grens erg slecht is. Bovendien moet ik ook nog een visum op de grens aan vragen.

Na mijn lunch fiets ik 1 kilometer, dan begint het te regenen. Onder de luifel van een game-room eet ik mijn dessert in de vorm van een bekertje met aardbeienyoghurt. Gelukkig is het snel weer droog.

Nog voor de grens begint het weer te regenen. Enkele beambten zeggen dat ik moet stoppen en dat ik hier -op 500 meter voor de grens- eerst mijn visum moet aanvragen. Met één van de mannen loop ik naar een tafel die onder een luifel staat. Terwijl het giet, vul ik onder de luifel de aanvraagpapieren in. Ik vraag de beambte wat het visum kost. Hij haalt een reisgids erbij waarin staat dat ik 1200 baht moet betalen. Ik laat hem ook mijn reisgids zien waarin staat dat hij een oplichter is, want elders kost een visum voor Cambodja maar 800 baht.

Ik heb geen enkel probleem met 1200 baht, want ik vind het geweldig dat ik hier in 10 minuten mijn visum kan krijgen. De schrijvers van mijn Lonely Planet on a shoestring -met als ondertitel "big trips on small budgets"- denken misschien dat je het goedkoper in Bangkok kunt aan vragen. Maar dan ben je volgens mij die 400 baht aan taxikosten kwijt om twee keer op en neer naar de ambassade te gaan. En dan heb ik het nog niet over de verblijfskosten in de hoofdstad en een dag dat je niet kunt reizen.

De beambte vertelt me, terwijl ik op mijn visum wacht, dat de weg naar Sisophon erg slecht is en dat het onmogelijk is om daar vandaag nog naar toe te fietsen. Ik heb natuurlijk geen idee hoe de weg is, maar ik vertel hem dat als de weg slecht is voor auto's dan betekent dat nog niet dat de weg ook voor fietsers slecht is. De beambte woont in Sisophon en ook voor fietsers is de weg slecht, zegt hij. Ik zeg niets, maar denk heel arrogant en eigenwijs dat hij daar geen verstand van heeft.

De man vertelt me ook dat ik in Siem Reab -de stad die bij de ruines van Angkor Wat ligt- mijn visum voor Vietnam bij een reisbureau kan aanvragen en dat ik dat dan enkele dagen later in Phnom Penh kan op halen. Waarschijnlijk ben ik in het weekeinde in Phnom Penh en dan is dit wel praktisch, want dan zal de ambassade gesloten zijn.

Als ik mijn visum heb is het weer bijna droog. Bij twee grenskantoren haal ik mijn uitreis- en inreis stempel. Heel verrassend -voor mij- rijdt men hier aan de goede kant van de weg. Na 17.000 kilometer "links" rijden moet ik daar weer aan wennen.

De weg is één grote modderpoel. Een paar keer haal ik een vrachtauto in, die hier door alle diepe kuilen niet harder als 10 kilometer per uur rijden. Al die kuilen ontwijk ik. Er staat modderwater in en ik kan dus niet zien hoe diep ze zijn. Ik ben in een nieuw land, maar daar heb ik even geen oog voor. Mijn blik is gericht op het slechte wegdek.

Na 6 kilometer is de weg goed. Het wegdek ziet er uit als een modderpoel, maar het is een gladde zandweg die is aan gewalst. Het is de fundatielaag voor een asfaltweg. En omdat men niets beters te doen heeft, rijdt men eerst die fundatielaag kapot zodat men die nog een tweede keer kan aan leggen voordat het asfalt er overheen komt.

20 Kilometer verderop ligt het asfalt er al, tot aan Sisophon. Ruim voor het donker is loop ik al met mijn met modder besmeurde fiets over de prachtige super schone witte tegelvloer van een hotel naar mijn kamer.

In het hotel wissel ik 5000 baht -ongeveer 100 euro- voor 600.000 riel. Wat een tegenvaller, ik ben niet eens miljonair geworden.

s' Avonds loop ik op mijn slippers het hotel uit om ergens wat te gaan eten. Het is donker op straat, er ligt in de stad nog geen asfalt op de weg en een stoep is er ook niet. Voor het hotel ligt eerst opgedroogde modder, daarna twee meter modderwater en dan een slechte zandweg. Met droge voeten weet ik de weg te bereiken. Er komt een auto aan. In het donker doe ik een stap opzij. Dat is één stap te veel, met mijn voeten sta ik in de blubber. Het valt daarna niet mee om op mijn gladde slippers -waar ik steeds vanaf glij - naar een restaurant te lopen.

Het lijkt wel of ik weer in een derde wereldland terecht ben gekomen. Voor het tankstation aan de overkant staan paard en wagens, de slechte weg en er ligt afval op en langs de straat. En het eten is ook van mindere kwaliteit. De rijst is prima en de smaak van het vlees ook. Maar vlees kun je het eigenlijk niet noemen. Het is meer afval; bot, botsplinters, pees, taai vel en wat mini stukjes eetbaar vlees er tussen.

Als ik na het eten terug naar mijn hotel loop ruik ik de franse invloed. De bakker is stokbroden aan het bakken.

20 juni 2008 Killing fields (32 km)
Voor het eerst sinds weken is het onbewolkt vanochtend. Ondanks die strak blauwe lucht en al die zonneschijn ben ik niet heel erg vrolijk. Ik bezoek namelijk de Killing Fields op 12 kilometer ten zuidwesten van Phnom Penh. Tijdens het bewind van de Rode Khmer zij hier eind jaren 70 waarschijnlijk 17.000 mensen afgemaakt.

Heel indrukwekkend is het herdenkingsmonument. Het is een toren waarin het midden op een aantal schappen honderden schedels liggen van de bijna 9000 lijken die men uit de massagraven heeft gehaald. Verder is er niet zo veel te zien, maar er staan borden waarop omschreven staat wat voor een vreselijke gebeurtenissen hier hebben plaats gevonden.

Zo staat er een bord bij een boom waartegen men de kinderen dood sloeg. De mensen werden niet dood geschoten maar dood geslagen of met messen bewerkt. Ook bij de chemicaliënopslag staat een bord. Hierop staat vermeld dat de chemicaliën ook werden gebruikt om de mensen die levend -nadat ze de pogingen tot doodslag hadden overleefd- in de massagraven terecht kwamen te doden.

Aan de zijde van de rivier heeft men een kleine dijk gebouwd, zodat de massagraven die niet leeg gehaald zijn beschermd zijn tegen overstromingen.

Motoren zijn een belangrijk vervoersmiddel in Cambodja. Het is een voertuig waarop het hele gezin past en ook wordt het als taxi gebruikt. Soms worden de motoren afgeladen met honderden kilo's handelswaar. Een kippenboer hangt een paar honderd kippen achterop. De varkensboer vervoert in een grote maand een tiental biggen of legt drie grote varkens  op de rug achterop.

Daarnaast zijn er veel motoren met een aanhangwagen. Die aanhangwagens worden zowel gebruikt om goederen als om personen te vervoeren. In de stad rijden veel motoren met een soort koets erachter, waarin 2 tot 6 personen kunnen plaats nemen.

Op de terugweg naar Phnom Penh staat er een motor met pech langs de weg. Hij heeft een grote aanhangwagen die niet helemaal vol is. Ik tel 17 passagiers.

De wegen in Phnom Penh zijn goed en men heeft veel stoplichten met timer. Zo kun je zien hoe lang het stoplicht nog op groen of rood zal staan. Voor een deel van de motorrijders maakt het niet uit of het rood of groen is, ook bij rood rijden ze gewoon door.

Buiten de stoplichten lijkt het erop alsof er geen verkeersregels bestaan. Men houdt hier niet van stoppen en uit kijken. Iedereen rijdt gewoon rustig door en drukt zich door het verkeer. Op de meeste kruispunten is het dan ook een chaos.

Afgaande op de verkeerschaos, afval op straat, over belading van voertuigen en het soms erg slecht uitziende vlees en vis bij stalletjes langs de weg lijkt Cambodja nog een echt derde wereldland. Aan de andere kant zie je hier goede wegen, zijn er geen stroomstoringen en bij bouwwerkzaamheden gebruikt men grote graafmachines. Ook zag ik vandaag een betonpomp. In India bijvoorbeeld heb ik nog veel mensen zijn lopen met mandjes met zand of beton op de schouder.

Ik fiets een stukje door het stadscentrum. Bij de rivier eet ik op een luxe terras een baguette met tonijn. Onder het eten word ik steeds lastig gevallen door bedelaars en straatverkopers.

Aan het einde van de middag haal ik nog wat slaap in die ik vannacht gemist heb omdat ik EK voetbal gekeken heb. Ik word wakker van een enorme stortbui. Langs het raam loopt water de hotelkamer in. Ik besluit om met deze regen vanavond maar niet buiten op bij de avondmarkt te gaan eten. Op het overdekte terras van het restaurant aan de overzijde van de straat bestel ik voor 24.000 riel een steak met friet. Voor 4 euro is dat niet duur. Tegelijkertijd is dat ruimschoots het duurste gerecht op de menukaart. De andere gerechten kosten 4.000 tot 12.000 riel.

Om 22.00 uur is het op gehouden met regenen. Ik wandel naar de supermarkt om wat lekkers te halen voor vannacht bij het voetbal kijken. In Thailand waren de supermarkten 24 uur open, maar hier is de supermarkt gesloten. Bij de avondmarkt zijn nog veel stalletjes open. Ze zijn echter niet bereikbaar zonder natte voeten te krijgen. Bovendien hebben ze niet wat ik zoek.

Overal ligt afval op straat. Mensen zijn in het afval op zoek naar bruikbare zaken. Op enkele plaatsen liggen mensen buiten op straat te slapen. Op elke straathoek staat een motor- of rickshaw bestuurder die vraagt of ik een taxi nodig heb. En als het antwoord daarop nee is, vragen ze me of ik een dame nodig heb. Velen spreken niet zo goed Engels, dus dat gaat niet altijd op een erg nette manier.

Er zijn een paar verzamelplaatsen van rickshaws waar de fietsers op hun voertuig liggen te slapen of op één of andere manier een hangmat aan hun voertuig hebben hangen.

24 juni 2008 Vietnam, land van motoren en stokbrood (122 km)
Ik ben vroeg op vandaag omdat bouwvakkers de kamer naast me aan het verbouwen zijn. En vannacht heb ik ook al slecht geslapen. Ik werd steeds wakker omdat mensen de trap -aan de straatzijde van mijn hotel- op en af liepen. Mijn kamer is in een af gesloten deel op de begane grond van het hotel. Het leek wel of de kamers op de verdieping per uur verhuurd werden.

Ik heb mijn fiets op de hotelkamer staan. Toen ik gisterenavond aan kwam dacht ik eerst dat ik de fiets buiten moest laten staan. Maar later op de avond werden ook alle motoren de kleine trap met twee treden opgereden. Bij de overburen -die het zelfde hotelgebouw hebben- ging zelfs de dubbele deur open en werd er een auto de ruimte van de hotelreceptie in gereden.

Ik vraag me af of men hier zo zuinig is op hun voertuigen of dat het s' nachts te onveilig is om de auto buiten te laten staan. In Phom Pen -waar ik enkele dagen geleden was- werden in restaurants s'avonds de stoelen aan de zijkant op gestapeld zodat de restauranthouder zijn auto
binnen kon parkeren.

Voor ik de stad uit fiets, eet ik bij een restaurant een lekker warm stokbrood met een soort paté als beleg. Na ruim 40 kilometer fietsen kom ik bij de grens tussen Cambodja en Vietnam. De Cambodjaanse douane haalt mijn uitreisformulier -die met een nietje bevestigd was in mijn paspoort- uit mijn paspoort en ik krijg een uitreisstempel.

Aan de Vietnamese kant van de grens moet ik een nieuw inreis formulier invullen. Een deel van dat formulier blijft in mijn paspoort totdat ik Vietnam weer verlaat. Ook zet de douane een stempel in mijn paspoort. Dat doen ze helaas op een lege bladzijde en daar baal ik van. Mijn paspoort is bijna vol, maar als ik zuinig ben met de ruimte in mijn paspoort is er misschien net voldoende ruimte tot het einde van de reis.

Net na de grens wissel ik een dollar en mijn laatste Cambodjaanse riel. Alles bij elkaar nog geen 2 euro. Het wisselen van 1 dollar is een beetje vreemd, maar in Cambodia worden dollars en riel door elkaar heen gebruikt. Op sommige plaatsen worden bedragen in riel, en op andere plaatsen weer in dollars aan gegeven. Die ene dollar heb ik terug gekregen toen ik ergens met riel betaalde.

Na een paar uur fietsen drink ik een paar cola's bij een stalletje onder de bomen terwijl het regent. Ook eet ik mijn laatste Cambodjaanse stokbrood op met wat "La vache qui rit" kaasblokjes.

Op weg naar Ho Chi Minh stad wordt het steeds drukker op de weg. Vooral het aantal motoren neemt snel toe. Ik zie verschillende motoren met een kooi met honden achterop. Ik denk dat ze op weg zijn naar een slachthuis. Gisteren zag ik bij een eettent iets wat wel heel erg op een hond leek in een bak liggen. Enkele delen van het beest zaten al in de soep.

In Ho Chi Minh stad is het een heerlijke chaos op de weg. Enorme verkeersstromen van met name motoren lijken nooit te stoppen. Als ik af wil slaan moet ik dat gewoon doen en me langzaam door de stroom voertuigen persen. Ook om de weg over te steken moet je lef hebben. Al zie je duizend motoren op je af komen je moet langzaam naar de overkant lopen en er dan maar het beste van hopen. Ze rijden je -bijna- nooit overhoop.

In een toeristenwijk vol met hotels neem ik een kamer met balkon en slechte aircon. Iets verderop eet ik de beste steak van deze reis. En omdat die zo goed smaakt bestel ik er nog een. Dat kost me maar liefst 2 keer 70.000 dong. Daardoor ben ik -ik heb net 2.000.000 dong gepind- meteen geen multimiljonair meer.

In een internetcafé zie ik dat ik een visum voor Australië heb gekregen. Multi-entry en 1 jaar geldig. Super, s' Avonds haal ik nog 2 keer 2.000.000 dong uit de pinautomaat. 2.000.000 dong is ongeveer 80 euro waard.

3 juli 2008 Fietsers in de Centrale Hooglanden van Vietnam. (83 km)
Rond 6.30 uur zit ik al op de fiets. Zo vroeg ben ik normaal nooit op. Maar gisteren avond heb ik voor het eerst sinds maanden geen hotel gevonden. Op de paaltjes langs de weg stond Dak Zon aan gegeven. Toen ik daar aan kwam aan kwam was er niets. Geen dorp, geen huis, geen enkel gebouw. Ik vroeg me af of het misschien de naam van een beekje of zoiets
was. Iets verderop kon ik overnachten in een gebouw bij een soort wegwerkerskamp.

Ik ben heel erg vroeg gaan slapen, omdat ik mijn fiets geen moment alleen wilde laten. Vietnamezen zijn nogal nieuwsgierig, brutaal en hebben slechte manieren. Zo zat ik even voor mijn kamer een boek te lezen. Het boek werd uit mijn handen getrokken en bekeken terwijl drie andere mannen nieuwsgierig mijn westerse benen betastten.

Op de rustige weg gaat het steeds bergop en bergaf. Na het vele klimmen van gisteren gaat het vandaag meer bergaf dan bergop. Net als gisteren is het vandaag prachtig zonnig weer en fiets ik door een fraai groen bos/berglandschap.

Na 20 kilometer is er een dorpje waar ik bij een eetgelegenheid twee borden mie bestel. Het is pas 8.00 uur als ik weer op de fiets stap maar in de zon is het al heet. Een paar keer stop ik om een foto te maken, maar het is bijna te heet om te stoppen.

Al snel parkeer ik mijn fiets tegen de vangrail in een bocht. Ik neem plaats in een houten gebouw met een dak van golfplaat. Er is geen zuchtje wind. Terwijl het zweet over mijn gezicht loopt drink ik drie blikjes cola.

Als ik weer op de fiets zit zie ik langs de weg een busje staan. Ze zijn een fiets op het dak aan het tillen. De fiets is van een Nederlander –die al lang onderweg is- die het vandaag te warm vindt en een stukje met de bus verder gaat. Ik kan nog heel even een praatje met hem maken voor de bus weer verder gaat.

Een uur later wordt ik door een Belgische fietser -Koen- in gehaald. Topdrukte! Koen vertelt me dat Hoi An -de volgende plaats- te ver is om naar toe te fietsen, maar dat er iets verderop een klein dorp met hotel is. We besluiten om er samen naar toe te fietsen.

s' Middags en s' avonds loop ik met Koen het dorp in om wat te gaan eten. Hij is nog langer onderweg dan ik, dus samen hebben we genoeg reisverhalen om de dag door te komen.