Ecuador

Drie dagen en vier klimaten

4 april
Het begint te regenen. Dat is het nadeel van die groene weelde om me heen. Het is hier tropisch. Dat is een hele verandering in vergelijking met de woestijn waar ik eergisteren was. Gisteren fietste ik in het laatste stukje Peru door een soort savanne, maar eenmaal in Ecuador werd het snel tropisch.
“Wat kost dit eten?”, vraag ik bij een eettentje. “2000 Sucre (fl. 1,75)”, is het antwoord. “Dat is duur voor zo’n klein beetje eten!”, reageer ik. “Nee, dat is goedkoop!”, zegt de vrouw. “Kan ik niet alleen vlees krijgen?”, vraag ik. “Nee, alles of niets.”, antwoordt ze. In het laagland van deze goedkope landen betaal je vaak Nederlandse prijzen, maar ik moet hier wel op een houten plank zitten, van een plastic bord eten en ik kan niet eens schuilen voor de regen. Even later zet de vrouw toch wat eten voor me neer. Het is wel erg extra kleine “kleine portie”, maar deze krijg ik gratis met een kop heet water voor de thee. Aardig van haar, maar ik had het ook wel een beetje verdiend, want ze wilde ook al geen jugo de platano voor me maken.
Vanochtend fietste ik in het laagland tussen grote bananenplantages, maar nu ik de bergen in ga is alles veel kleinschaliger. Helaas is het ook gaan regenen. Dat is een slecht voorteken nu ik op weg ben naar het hooggebergte. Ik nader de 1000 meter hoogte en plotseling is het niet meer groen. Het regent niet meer en in het dorre gras staan zelfs cactussen. Het zal waarschijnlijk niet lang droog blijven, want hogerop in de bergen ziet het er veel groener uit en er hangen dreigende wolken.
In de stromende regen rijd ik Santa Isabel binnen. Het ligt op een akelig steile heuvel op 1600 meter boven zeeniveau. Ik ben moe na al dat klimmen en ondanks de regen en de kou heb ik de hele dag gezweet. 2000 meter klimmen zakt toch behoorlijk in de benen. En dit is nog maar de aanloop naar het hooggebergte. De dichtbevolkte hoogvlaktes liggen hier niet zo hoog als In Peru en Bolivia, maar morgen kom ik zeker weer boven de 3000 meter.

Regen en bergen

6 april
Toch maar op zoek naar een ander restaurant, vijfenveertig minuten geleden zei de ober dat hij over vijftien minuten open zou gaan. Toen was de deur nog half open, nu is hij geheel gesloten. Op de markt hadden ze ook al geen goed ontbijt en niet eens een kop thee. In dat laatste heb ik veel zin nu ik verkouden ben.
“Heb je een ontbijt’”, vraag ik de ober. “Ja.”, antwoordt hij. “Met thee?”, vraag ik voor de zekerheid. “Ja, wil je een ontbijt met thee?”, vraagt hij. “Ja.”, zeg Ik. Even later zet hij een kop koffie voor me neer. Ik schuif het van me af. “Wil je soms thee?”, vraagt hij verbaasd. Zo schieten we weer lekker op. Ik krijg wel mijn ei, maar het brood laat nog even op zich wachten. De ober is verdwenen, waarschijnlijk om boodschappen te doen. ik pak mijn eigen brood, want anders wordt mijn ei koud. Het sap is niet erg lekker. In het laagland krijg je bananen- of sinaasappelsap. Hier in het Cuenca In het hoogland krijg je wortel- of tomatensap.
Net op tijd heb ik een heerlijk plekje gevonden, ik heb een hoestbui en het begint te regenen. Gelukkig hebben ze op deze fraaie plek, met banken onder een dak van een kaasverkooppunt, wel een kop thee. In een dorp in het dal waar ik nu uitklim, wilden ze in vijf restaurants geen thee voor me zetten. Hier hebben ze ook nog heerlijke kaastosti’s. Dat is voor het eerst in Zuid-Amerika.
Het berglandschap is fraai, maar het boeit me absoluut niet meer. Ik heb al veel bergen gezien en deze zijn niet veel anders dan in Peru en Bolivia. Met dit koude natte weer gaat de lol er ook snel af. Je ziet de bergen nauwelijks door de regenbuien en het is te nat om foto’s te kunnen maken van de kleurrijke Indianen, die hier een andere klederdracht hebben dan in het zuiden. Ik was er op de grens al voor gewaarschuwd door een Japanse fietser. Hij fietste hier iedere dag urenlang in de regen.
Het wordt tijd om af te dalen naar het laagland, want als het daar regent Is het tenminste nog warm. Ook is het tijd om de fietsplannen te wijzigen. Buiten het laagland van Ecuador en de savannen in Venezuela liggen er nog heel veel natte bergen voor me. Van andere fietsen heb ik gehoord dat je makkelijk kunt liften in Colombia. Ook hier krijg ik enkele liften aangeboden. Maar ik ben niet naar 3400 meter hoogte gefietst om met de auto weer af te dalen. Zoals zo vaak in het hooggebergte blijf ik ook boven de 3000 meter nog berg op berg af gaan en laat de echte afdaling naar zeeniveau weer lang op zich wachten.
Eindelijk daal ik wat verder, maar het gaat langzaam. Er rijdt een vrachtauto met lage snelheid voor me. Ik blijf er maar achter rijden, want ik voel me zo al nat en koud genoeg. Het is ook te laat geworden om naar het laagland af te dalen. Op de afslag naar Guayaquil rol ik mijn matje uit in een restaurant. Er is geen hotel en het weer is te slecht om te kamperen. Het restaurant is modern en 24 uur per dag open.

Open slachthuis

9 april
Wat moeten al die mensen hier zo vroeg, Ik had gisteren toch al zo’n moeite om mijn draai in de hangmat te vinden. Ook de muggen lieten me niet met rust. Het is nog geen zes uur en er lopen veel mensen af en aan. Ik ga maar eens kijken. Op het braakliggende stukje grond naast het huis is iets te doen. Ze zijn een koe aan het slachten. De strot is al doorgesneden. De koe wordt nu gevild en iemand hakt met een grote bijl op enkele plaatsen de botten door. Een ander komt met een grote teil, waar de ingewanden ingaan. Nu moeten ze oppassen dat niet al het bloed het zand inloopt. De hond probeert nog één van de ingewanden te bemachtigen. Hij laat het in het zand vallen en wordt weggejaagd. Na het ontbijt neem ik afscheid van het gezin waar ik op de veranda geslapen heb.
De landschappen wisselen de laatste week snel. Na de afdaling eergisteren uit het hooggebergte, kwam ik in het tropische laagland. Voor Guayaquil was er moerasland, maar daarna werd het snel droger. Gisteren waren er eerst veel kapokbomen in een soort nat savannegebied. Later op de dag werd het snel droger en kwam ik in een semi-woestijn vol met cactussen. Nu zit ik in een droog tropisch bos aan de kust.
Na lange tijd zet ik vannacht mijn tent weer eens op. En dat terwijl ik bij een hotel ben. Het is een ecologisch hotel, gebouwd van met name bamboe. Het is niet duur voor een mooi en goed georganiseerd hotel maar de fl. 8,-- voor het kamperen gaan mijn budget al te boven. Op eten bezuinig ik nooit, maar slapen kun je in een warm klimaat ook bij mensen langs de weg. Maar als er een hotel is, zal ik daar meestal gaan slapen.
In het hotel kun je een boottrip regelen naar Isla de la Plata, die het “mini-Galapagos” voor vogels wordt
genoemd. Helaas mag ik als extra passagier niet mee met het groepje toeristen dat ik hier ontmoet heb. Nu is het afwachten of er morgen genoeg mensen zijn voor een tweede boottocht. Eigenlijk is het ook wel een dure trip, maar dat vindt de gids maar onzin. “Voor mij is $45 voor een kleine dagtrip spotgoedkoop!”, meent hij. Volgens hem is er ook niet zoveel te zien. De prijs is vier maal duurder dan de vergelijkbare trip naar de Paracas-eilanden in Peru waar veel meer te zien is. Ook is de prijs in anderhalf jaar verviervoudigd. Alleen de entree van het park is tweeënhalf maal duurder dan dat van het nationale park “De Hoge Veluwe” in het dure Nederland. Ze hebben in Ecuador de smaak van met geld smijtende toeristen te pakken gekregen. Toch zijn er veel toeristen die naar Ecuador gaan, terwijl het land veel minder te bieden heeft dan de buurlanden Peru en Colombia. Behalve dan de unieke GaIapagos, die voor velen ook onbetaalbaar zijn omdat de prijzen belachelijk hoog zijn.

Mini mini-Galapagos

11 april
“Hé mister, heb je het niet koud?”, vraagt de bovenbuurvrouw. “Het is heerlijk om hier buiten te liggen.”, antwoord ik. Ze begrijpt er niets van. Gisteravond was het zelfs nog iets te warm om in de slaapzak te liggen, maar nu is het lekker. Ik denk dat de meeste Nederlanders het nu bloedheet zouden hebben. Ik lig nu in de achtertuin van haar onderburen, waar ook mijn fiets in huis staat, Zo dadelijk zal ik net als gisterenavond, toen het eigenlijk al te donker was, naar een vogeleilandje voor de kust gaan. Als ik geluk heb zitten er naast de vele fregatvogels en pelikanen ook van die vogels met een blauwe snavel en blauwe poten. Het stelt natuurlijk weinig voor ten opzichte van de Galapagos en er zitten ook minder vogels dan op de “mini-Galapagos”.
Op het strand wordt de visvangst van afgelopen nacht binnengehaald. Er vliegen nu rond de vissersboten waarschijnlijk meer fregatvogels en pelikanen dan er op het eilandje zitten. De gids gaat nu niet mee. Hij handelt in vis en gaat vis opkopen in een naburig dorp. Ik heb geluk, want er zit een groep vogels met blauwe poten. Ik kan ze maar moeilijk fotograferen, omdat de boot op en neer slaat in de branding. Dit is niet zo’n probleem, want als ik ooit nog eens geld teveel heb wil ik hier terugkomen om de Gaiapagos­eilanden te bezoeken.
Ik ga weer heuvel op, heuvel af door het droge tropische bos van het nationale park Machalilla. Langzaam klim ik vanaf de fraaie kust het park uit. Ik nader Jipijapa. Hier is meer land in cultuur gebracht Er staan veel gave kapokbomen en vooral de kale bomen zijn leuk. Het lijkt alsof ze op hun kop staan met de wortels naar boven. Ook zitten er vogels met een rode kop en rode bont en hoor ik zowel links als rechts van me het gekrijs van papegaaien.
Op het eind van de dag fiets ik een stad in. Morgen kan ik hier een nieuwe fietsketting kopen. Dat wordt de hoogste tijd, want hij was 2000 km. terug al versleten. Ik heb in Nederland een slechte ketting gekocht, want de eerste 100 km. liepen er steeds schakeltjes vast en ik heb er nu pas 5000 km. mee gefietst. Nu heb ik wel het probleem dat mijn voortandwielen ook versleten zijn. Ik kan waarschijnlijk pas weer in Colombia nieuwe kopen.
De laatste tijd leef ik een groot deel van de dag op jugo de platano. De prijzen hiervan wisselen nogal eens. In Jipijapa betaalde ik 500 sucres voor anderhalf à twee glazen. Hier kost één glas 1000 sucres (fl. 0,90). Het zijn hier niet van die kruideniers zoals in Nederland, waar iets fl. 1,95 kost om het geen fl. 2,-- te laten lijken. Hier doen ze niet zo moeilijk. Het is of 500 of 1000 sucres.

Terug op het noordelijke halfrond

14 april
Ik fiets Quito uit, alweer zo’n hoog gelegen stad in de Andes. Eerst even een klein stukje de stad uit fietsen en dan de duim omhoog. Na een kleine klim volgt er een flinke afdaling. Met 50 km. per uur naar beneden over de goede asfaltweg en de eerste lift mag nog even op zich laten wachten. Omdat het wolkendek dicht begint te trekken wil ik op de volgende klim wel weer in een auto zitten.
Het liften gaat lekker snel, want rond de middag zit ik alweer vlak voor Ibarra. Ik ben weer in het goedkope hoogland en ondanks dat ik aan de Pan-Americana zit kost een parillada in dit luxe restaurant, met fraai uitzicht, slechts fl. 9,—. Aan al die verschillende soorten geroosterd vlees kan ik me lekker vol eten. Het is vandaag ook een beetje feest, want ik ben gisteren de 15.000 km. en daarnet de evenaar gepasseerd. Het doet me goed om, nu het lente is, weer terug te gaan naar het noordelijke halfrond.
Later op de dag heb ik iets minder geluk, want pas boven op een flinke berg krijg ik een lift. Het is weer
gezellig en men wil weten wat ik doe en hoe het in Nederland is. Ook kennen ze Colombia een beetje en dat is wel makkelijk nu ik op weg ben naar de grens.
Rechts onder me ligt het Sanctuario Virgen de las Lajas. Het is een schitterend bouwwerk tegen een steile helling met een brug over een kloof. Ik heb er hier vandaan een prima uitzicht op en fiets er niet meer naartoe. Als ik direct terug fiets kan ik nog net voor het donker een hotel vinden in lpiales. Het was vandaag weer een heerlijke snelle dag, want ik heb ruim 70 km. gefietst, drie liften gehad van in totaal meer dan 200 km. en ondertussen ben ik de grens tussen Ecuador en Colombia gepasseerd.

Op kosten van de VN.

17april
Al vroeg ben ik op weg naar Alto de los Idoles. Dit is een leuk klein parkje met een paar aparte beelden in een fraai landschap. Enkele beelden staan in graven die bestaan uit een stapeling van stenen. Het lijken wel verfraaide kleine hunebedden. Het entreekaartje kost $6,50 en is tevens een kaartje voor het hoofdpark in San Augustin. Een kaartje voor alleen dit park hebben ze niet Maar volgens deze mensen maakt dit voor mij niets uit, want het is zo goedkoop. Ik kan ze niet duidelijk maken dat dit ten opzichte van Nederland niet goedkoop is. Later zie ik dat anderhalf jaar geleden de toegangsprijs slechts $1 was.
Nog even langs een 300 meter hoge waterval en daarnaar snel door naar San Augustin voor het weer begint te regenen. Rond de middag ben ik in het andere park. Zoals ik al dacht zijn de beelden qua stijl hier niet anders. Toch is het fraai aangelegde park wel de moeite waard.
Tussen de regenbuien door daal ik af naar de lange MagdelenavaIIei. Vlak voor het donker krijg ik eindelijk de lift waarop ik zit te wachten. Het is weer passen en meten om de fiets achter in de luxe landrover te plaatsen. De chauffeur wil me wat van het land laten zien en we stoppen dan ook in ieder dorp. Het wordt een kroegentocht en bij iedere stop drinkt de chauffeur flink wat bier. Hij blijft aandringen en ondanks mijn goed gevulde maag begin ik bij de derde stop ook mee te eten en te drinken. Cola’s, koekjes, taart en geroosterd vlees met aardappels. Dat alles op de kosten van de Verenigde Naties, waarvoor hij werkt. Morgenvroeg moet hij de Andes over voor vredesbesprekingen ergens in een plaatsje in het Amazonegebied. Ik hoop dat hij dan weer nuchter is, maar misschien is het wel een goed middel tegen de angst. Door alle onderbrekingen komen we pas rond middernacht in Neiva aan.

Een verdwenen en een onveilige stad

19april
Het is nog vroeg, maar ik hoor al veel mensen lopen. Boeren zijn meestal vroeg op en nu ik in een boerderij in aanbouw lig sta ik ook maar vroeg op. Het is weer een grote boerderij met vooral sinaasappelbomen en een visvijver. De nieuwe boerderij is nog vrij van zandvliegen en muggen, maar mijn tassen zitten onder de mieren. Ik loop naar het woonhuis, in de hoop dat ze nog een kop thee voor me willen zetten. Zelf heb ik nog brood en kaas. Ik dacht vroeg op te zijn, maar voor het gezamenlijke ontbijt ben ik al te laat
Ik ben nog niet op weg of het begint alweer te regenen. Liften lukt ook nog niet erg goed op deze drukke asfaltweg. Maar ja, hoe drukker het is hoe meer auto’s je voorbij rijden. In het eerste dorp verkopen ze weer van die heerlijke ensalada de fruta, dus neem ik een tweede ontbijt vanochtend. Vlak na het dorp stopt er een vrachtauto. Volgens de chauffeur is het nog twee uur rijden naar Armero, wat niet meer bestaat. Ik kan maar tot de helft mee, dan zal hij een andere weg nemen. Na een half uur word ik afgezet met de mededeling dat het nog maar 8 km. is naar Armero. De auto reed niet snel maar 8 km. in anderhalf uur lijkt me wat overdreven!
Men snapt niet waarom ik naar Armero wil, want er is niets te zien. Het bestaat eenvoudig weg niet meer. Maar dat is juist de reden dat ik het wil zien. In 1985 is een vulkaan in de bergen uitgebarsten, waardoor de ijskap van de vulkaan Is gesmolten. Het smeltwater heeft een modderstroom veroorzaakt, waaronder Armero en 25000 inwoners zijn verdwenen. Nu is het een zwarte zandvlakte met hier en daar een kruis en van een enkel huis is de tweede verdieping nog zichtbaar. Over een paar jaar groeit hier gras en is er niets meer te zien.
Langzaam klim ik de Magdelenavallei uit, de oostelijke bergrug van de Andes op. Het dal van de Magdelena, tussen de oostelijke en centrale cordillera, ligt hier bijna op zeeniveau. Het is dus nog lekker warm en ik zweet behoorlijk. Al snel heb ik een lift achter in de laadbak van een pick-up. ‘s Middags liften gaat altijd sneller dan in de ochtend. Bij de eerste stop trek ik mijn warme kleding aan. Bogota ligt op 2650 meter en daarvoor zal er waarschijnlijk een nog wat hogere bergpas zijn. De chauffeur betaalt naar goed Colombiaans gebruik mijn eten.
Met zonsondergang rijden we het drukke stadsverkeer in. De bijrijder legt een pistool op schoot. Wat een macho! Dat heb je echt niet nodig om twee kistjes sinaasappels, die achter in de bak staan, te beschermen. Ze raden me af om het onveilige centrum in te gaan. Maar de goedkope hotels liggen juist daar. Vanaf de 80ste straat tot aan het centrum liggen de mindere wijken van de stad. Maar rond de 6Oste straat zijn er volgens de bijrijder ook nog enkele goedkope hotels en het is daar een stuk veiliger dan in het centrum.
Erg prettig is het niet om hier een hotel te zoeken, want tot nu toe maakte, uit angst, niemand de hoteldeur open. Steeds door de deur te moeten schreeuwen komt bij mij niet erg gastvrij over. Soms kijken ze dan naar buiten en zeggen: “Buitenlander? Met de fiets? Nee, alle kamers zijn bezet!” Ik ben inmiddels in het centrum aangekomen en bij de meeste hotels die in het South American Handbook staan ben ik al langs geweest. In een drukke winkelstraat spreek ik wat mensen aan. “Weet u of er hier hotels in de buurt zijn?” “Wat doe je hier op straat terwijl het al donker is, het is gevaarlijk hier!”, krijg ik te horen. Nou ja, dat is wel wat overdreven, want wat doen al die andere mensen dan hier?. Het is ook pas een half uur donker. Hotels zijn er genoeg, maar niemand laat me binnen. Aan de overzijde is nog een hotel. Ik moet de fiets buiten laten staan en een trap oplopen. Je gelooft het niet, maar een vrouw maakt zomaar de deur open. Ze heeft een kamer en deze is nog goedkoop ook(fl. 5,--). Snel haal ik de fiets op, want je kunt hem hier beter niet op straat laten staan.
‘s Avonds loop ik de straat op, omdat ik nog niet heb gegeten. Ik ben niet in het echt onveilige gedeelte van het centrum, maar toch heerst er geen erg plezierige sfeer en ik kan me voorstellen dat mensen zich hier onveilig voelen. Er zijn weinig mensen op straat en diegenen die er wel zijn kom je liever niet tegen in deze smerige straten met veel afval en lelijke, slecht onderhouden, flats. Ik vind tot mijn verbazing toch nog een restaurant in de buurt en het is er zelfs om 23.00 uur nog druk. Voor fl. 5,-- hebben ze het beste en grootste stuk vlees wat ik tot nu toe tijdens de reis op heb. Colombia is ook het enige Zuid-Amerikaanse land waar ze bijna overal goed vlees klaar kunnen maken. Ook hier gaat de regel weer op dat het in het hoogland goedkoper is dan in de grote rivierdalen.

Visum

22 april
Tot nog toe heb ik zonder visum kunnen reizen. Nu ik Venezuela over land binnen wil gaan heb ik er één nodig. Vanaf het consulaat moet ik terug naar het hotel, want ik heb meer geld nodig. De prijs voor het visum is verdrievoudigd en is nu $30. Bij de fotograaf haal ik mijn pasfoto’s op, vervolgens moet ik weer terug naar het consulaat. Dan moet ik naar een wisselkantoor om geld te wisselen, waarna ik bij de bank mijn visum kan betalen. Tenslotte moet ik met het afschrift terug naar het consulaat. Om 14.00 uur kan ik daar mijn visum ophalen. Behalve de heerlijke ensalada de fruta, waar ik zo’n beetje op leef in de lager gelegen delen van Colombia, is er in Cucuta weinig te beleven.
Voor ik de grens passeer neem ik nog een ensalada de fruta. Dit is de vierde vandaag, maar in Venezuela hebben ze ze misschien wel niet meer. In het eerste grenskantoor gaat het lekker snel. Nu moet ik nog het tweede kantoor in het centrum van San Antonio zien te vinden. Het gaat allemaal lekker snel vanmiddag, maar na het tweede douanekantoor krijg ik niet erg snel een lift. Al snel blijkt waarom, want er zijn nog uitgebreide controles. Er staat zelfs een kleine file. Hele auto’s worden leeggehaald en van alle kanten bekeken. Gelukkig hebben ze minder oog voor fietsers. Na de controlepost krijg ik al snel een lift naar San Cristobal. Ik dacht bij iemand in de tuin te kunnen slapen, maar er blijkt vanavond een familiereünie te zijn. Ik ben in een mooie wijk met bungalows, maar helaas blijk ik niet meer welkom te zijn. Ik kan wel ergens in de buurt onder een afdak bij een loods slapen. Geen leuke slaapplaats, maar het is inmiddels te laat geworden om de stad nog in te fietsen. Maar ach, als je je ogen dicht hebt maakt het weinig uit waar je ligt.

De grootgrondbezitter

23 april
Ik ben vroeg op en in het centrum van de stad neem ik een glas sinaasappelsap. De bank is nog gesloten, maar toch staan er driehonderd mensen in een enorme rij voor de bank. ik wil ook geld wisselen, maar volgens het handboek is dat hier nogal moeilijk. Op zaterdag kun je het dan wel helemaal vergeten, ik eet mijn laatste brood en Hollandse kaas op. Vooral de kaas moet op nu ik de koele bergen definitief achter me laat.
Na enkele heuvels kom ik in een enorme vlakte; de Llanos. Het is hier tropisch groen, zoals in het Amazonegebied. Ik had een wat droger savannenland verwacht, maar hier aan de zuidkant van deze vlakte is er nog een tropisch regenklimaat. Het landschap lijkt veel op dat in Brazilië, alleen is hier nog meer bos gekapt. Nu is het een saai vlak grasland met af en toe een boerderij.
Na een middagdutje in een hangmat, fiets ik weer verder. Ik kan nog maar ruim een uur fietsen voor het donker wordt, maar dit is de beste tijd om dieren te zien. Al snel zie ik het eerste wild. Veel leven zit er echter niet meer in deze platgereden kaaiman. Er is nu meer water langs de weg en ik zie er weer wat rode plekken. Het lijkt te bewegen en dus kruip ik onder het prikkeldraad door om dit van dichtbij te bekijken. Als ik overeind kom, zit er een vogeltje met witte kop en borst en een rode kuif boven me in een boom. Ik loop de modder in en ik word meteen aangevallen door muggen. De rode plekken blijken inderdaad vogels te zijn. Weer op de fiets zie en hoor ik overal vogels om me heen. Het zijn onder andere reigers, parkieten en papagaaien. Enkele bomen zien wit van de vogels met enkele rode en zwarte vogels ertussen. Het begint donker te worden en er staan plotseling geen boerderijen meer. Ik ben in grootgrondbezitterland terecht gekomen. Het wordt de hoogste tijd een slaapplaats te zoeken. Er staat iemand langs de weg bij de ingang van een grote boerderij. “Werk je hier?”, vraag ik hem. “Ja?”, zegt hij. Ik mag van hem hier niet kamperen. “Ik wil naar de boerderij, is je baas aanwezig?”, dring ik aan. “Het is verboden om daar naar toe te gaan!”, zegt hij. “Ik wil je baas spreken!”, meld ik en zet mijn fiets tegen het hek en loop naar de boerderij. Bij het tweede hek komt een man met cowboyhoed en pistool in de riem naar me toe. Dat moet de grootgrondbezitter zijn en die wil ik net spreken. Even later zit ik aan tafel te eten en een vrouw is de keuken ingestuurd om thee voor me te zetten. Als gebruikelijk in Zuid-Amerika moet je altijd aan de baas vragen of je er mag overnachten, want zijn medewerkers sturen je weg of zeggen dat je op hem moet wachten. Het voordeel van deze grote boerderijen is dat ze een gezamenlijke keuken hebben waar je altijd welkom bent rond etenstijd. Met de grote afstanden in deze gebieden is dat wel prettig. Ook zijn er vaak flink wat overdekte ruimtes waardoor ik mijn tent niet hoef op te zetten.

Ontmoeting met een kaaiman

24 april
Na een saaie ochtend, worden lekker eten en heerlijke muziek verstoort doordat er een leguaan over het parkeerterrein holt. Snel pak ik het fototoestel erbij, dan wordt het vlees maar koud. Ik ben het dorp nog niet uit of er schiet een knalgroen reptiel voor me over de weg. Het verdwijnt helaas in de struiken.
Ik hang nog even in een hangmat. Met dit warme weer en de 140 km. die ik hier per dag fiets is dat wel een goede gewoonte. Het is heerlijk om in deze vlaktes op de fiets te zitten met eindelijk weer eens normale fietstemperaturen (35°C) en de hele dag allerlei dieren om je heen. Verder is er weinig te beleven. Van mijn middagdutje komt weinig terecht, want het is zondagmiddag. Ik ben bij een klein winkeltje en er komen op zondagmiddag nogal wat mensen bier halen. Daarmee brengen ze de zondag altijd door. Ze stellen me om de beurt de bekende vragen.
Hé, hé, eindelijk! Na al die maanden zie ik een levende kaaiman van dichtbij. Hij ligt niet ver van me af en het lijkt wel of hij dood is. Hij ligt bewegingloos met de bek open. Ik kruip onder het prikkeldraad door en als ik omhoog kom is de kaaiman verdwenen. Hij kan niet ver weg zijn want het is maar een heel klein meertje waarin hij ligt. Ook aan de overzijde glijdt er een kaaiman het water In. Ik loop langs de oever. Ik schrik want op anderhalve meter voor me in het water zijn er twee ogen op me gericht. Ik beweeg mijn fototoestel omhoog, maar de kaalman is ook geschrokken. Met een snelle beweging draait hij zich om. Door de slag met zijn staart zie ik nu alleen nog maar modder. Hij is het water ingedoken en even later zie ik zijn ogen aan de ander kant boven het water uitkomen.
Ik zie nog meer kaaimannen. Overal liggen ze langs het water te zonnen. Ik heb er al meer dan tachtig geteld in een uur, daarom stop ik maar met tellen. Ze zijn wel schuw waardoor ik kan niet echt dichtbij kan komen om mooie foto’s te maken. Het wordt vanavond weer overnachten bij een boer. Ho, wat is dat voor een vreemde verdikking in die twee groene bladeren? Er zit een groen reptiel dat zich niet beweegt. Dat is maar goed ook, want ik heb nog maar net genoeg licht om een foto te kunnen maken.

Auf wiedersehen

28 april
Het is amper licht wanneer ik alweer op de fiets zit. Als ik geen lift krijg moet ik vandaag nog 150 km. fietsen, waarbij ik ook nog een pas van boven de 2000 meter over moet steken. Het is net gestopt met regenen, maar het lijkt erop dat het hard heeft geregend. Op veel plaatsen staat er 5 à 10 cm. water op de weg. Erg prettig is dat niet op deze asfaltwegen. Ze zijn niet slecht maar vaak zitten er diepe kuilen. Ook moet ik er niet aan denken om in één van de putten te duiken waar geen putdeksel op ligt.
Erg lang blijft het niet droog en het regent nog hard ook. Ondanks dat ik maar op 500 meter hoogte zit begin ik af te koelen. Om niet verder af te koelen trek ik mijn regenjas aan. Wat een klote weer, het wordt echt tijd om dit regencontinent te verlaten. Zeker nu ik al maanden in het regenseizoen hier ben. Daarnet vroeg ik me nog af waarom deze helling op de borden stond aangegeven, maar nu zie ik in waarom. De weg is zo steil dat ze op de steile stukken het asfalt hebben vervangen door beton. In het beton hebben ze haaks op de rijrichting gleuven getrokken, waardoor je meer grip op het wegdek hebt. Maar de binnenbochten lijken wel onder 45° te staan. Daar is het onmogelijk om te fietsen en een auto zal er de bodem raken. Dit is één van de weinige keren dat ik op een verharde weg in de kleinste versnelling trap en zelfs dan is het nog steeds zwaar om de trappers rond te krijgen. Ik heb geluk vandaag, want eenmaal op het steile deel van de klim krijg ik al snel een lift van een Italiaan. Hij is dertig jaar geleden naar Venezuela verhuisd. Ik heb de indruk dat hij toch wel een beetje spijt heeft, omdat hij heeft gezien dat men in Italië na de oorlog toch sneller rijk Is geworden dan hier in dit grote OPEC-land. Al snel stopt de man om de auto in de low-gear te zetten. Toch moet hij de steile binnenbochten ontwijken. Met deze lompe Amerikaanse auto zouden we daar ook vast komen te zitten.
Halverwege de ochtend ben ik onverwacht snel in Colonia Tovar. Ik wil er zo snel mogelijk weer weg. Niet omdat het een niet erg fraai Duits dorp is, maar omdat het er steenkoud is. Tot 1964 heeft dit dorp geïsoleerd gelegen en je waant je niet alleen qua bouwstijl en taal in het Zwarte Woud maar ook qua rijkdom. Het is jammer dat er allemaal nieuwe betonnen huizen staan, waarop de zwarte houten skeletten zijn geschilderd. Zo komt het nogal stijf over, maar hier is het een grote toeristenattractie. Ik maak voor ik het dorp uitfiets nog een foto van het bord “Auf Wiedersehen”. Het is waarschijnlijk de laatste foto die ik in Zuid-Amerika maak.
Met de lift ben ik 900 meter gestegen en nu zit ik al snel boven op de pas. Met de afdaling terug naar zeeniveau zal ik zelfs ruim voor zonsondergang op het vliegveld zijn. De zon begint te schijnen en met het afdalen worden ook de temperaturen weer aangenaam warm. Ik heb geen haast meer en begin er weer zin in te krijgen naarmate ik meer op temperatuur kom.

Nueva York

30 april
Na een nacht met twee leuke Zwitserse, die gebruik maakten van mijn slaapzak, in een van de hallen van het vliegveld geslapen te hebben, neem ik de metro richting Manhattan. In het sfeervolle Brooklyn stap ik uit, maar helaas is het te mistig om de skyline van Manhattan goed te zien. Het is nog vroeg en ik koop wat kaas en brood. Op de promenade van Brooklyn Heights ontbijt ik, terwijl Manhattan langzaam beter zichtbaar wordt. Dikke Amerikanen trimmen op de promenade heen en weer. Zo te zien doen ze hun best om wat kilogrammen kwijt te raken. Net als ik de Brooklyn-bridge op wil fietsen, krijg ik een klapband. De buitenband is uitgescheurd en helaas kan niemand me vertellen waar ik hier een nieuwe band kan kopen. Ik plak nog maar een keer de buitenband, terwijl de zon begint door te breken. Nu is het zicht vanaf de Brooklyn Heights op Manhattan vast veel beter geworden. Ik ga er voor de derde keer naar toe.
Het is belachelijk rustig in Manhattan, terwijl mem me gewaarschuwd had voor het gevaarlijke drukke verkeer. Het is misschien wel zaterdagochtend, maar in downtown Arnhem is er zelfs enkele uren eerder op de dag al veel meer verkeer op de wegen. Dit is de rustigste grote stad waar ik ooit geweest ben. Het lijkt wel “autoloze zaterdag” op deze brede wegen. Erg sfeervol zijn al die grote gebouwen niet en wat me vooral tegenvalt is het kleine aantal mooie wolkenkrabbers. Vanaf Brooklyn kun je met mooi weer bijna alle architectonische hoogtepunten van New York zien. Je hoeft er niet eens voor Manhattan in.
In Central Park ga ik op in de massa van fietsers, trimmers, wandelaars en rolschaatsers. Het is ook heerlijk weer om in het park te zijn, dat op een enkele eekhoorn na geen hoogtepunten kent. Halverwege de middag kom ik bij een klein kasteel uit in Noord-Manhattan. Dat was niet de bedoeling en ik vraag een taxichauffeur de weg. Een “bycicle” kent hij niet, wel een “bycicletta”. Dit is al de tweede maal vandaag dat ik tijdens een gesprek van het Engels over moet gaan naar het Spaans. Over vijfentwintig jaar zal de helft van de bevolking in de V.S. Spaans als moedertaal hebben.
Via wegnummer 9 fiets ik in het noorden de stad uit. De zon is al ondergegaan voor ik een camping gevonden heb. Ik ben moe, want het was een lange dag vandaag en ik heb veel indrukken opgedaan. Het meest opvallend is de houding van de mensen hier. In New York heb je twee typen mensen. Het ene type, waar er gelukkig de meeste van rondlopen, is zeer vriendelijk, open en behulpzaam. Het andere type kun je maar beter niet tegenkomen, want die zijn bot, ongeïnteresseerd en onbeschoft.

Picknick

1 mei
Tussen de buien door breek ik de tent op en tijdens het ontbijt kan ik gelukkig onder een afdak staan. Na drie km. vlucht ik voor de volgende regenbui een McDonalds in. Ik heb alweer honger en het vette tweede ontbijt komt vast wel goed van pas met dit koude weer. Het is opvallend dat er hier veel oudere mensen zijn. In Nederland zie je die nog niet zo veel bij McDonalds en Burger King. Buiten maak ik nog een praatje met Iemand over de verschillen tussen Europa en de V.S., terwijl de volgende bui overwaait. Na de Mid Hudsonbridge stap ik ook voor de lunch maar weer een McDonalds in voor een 11all american meal”. Het is niet een erg gezellige eetplek, maar veel andere restaurants kom je hier niet tegen. Er komt een man bij me aan tafel zitten om een praatje te maken over mijn fietstocht. Richting Catskill Mountains worden de heuvels wat hoger en het weer klaart op, maar de wind is nog niet erg warm. De heuvels zijn bosrijk en er lopen veel reeën, hoewel er misschien nog wel meer dood langs de weg liggen. Het is jammer dat dit jaar het voorjaar nogal koud is en veel bomen nog geen blad dragen.
De campsite van een State Park is nog gesloten, maar veel andere kampeerplaatsen zal ik hier niet kunnen vinden. Deze parken zijn prachtig aangelegd en ruim opgezet Deze campings zijn heel wat anders dan de dichtbevolkte Europese. Op de mooie picknickplaats, vol met mooie banken en barbecues, vraag ik na of het echt een probleem is dat ik hier kampeer. Er staan veel bordjes dat het verboden is. Al die verbodsbordjes zijn een vervelende Amerikaanse gewoonte. De meeste mensen vinden dat ik hier maar gewoon moet kamperen. Wel is het jammer dat ik het zonder warme douche moet doen. Ik raak aan de praat met een gezin. Ze hebben vandaag de eerste picknick van het jaar. Ik eet met ze mee, terwijl de kinderen zitten te koukleumen onder dekens. ‘s Avonds rol ik mijn matje uit onder het dak van het gesloten toiletgebouw. Mijn brood leg ik om de hoek op een tafel, om geen beren al te dichtbij te krijgen. Ik heb nog nooit zo’n beest in het wild gezien. Daarom heb ik er dan ook geen problemen mee wanneer er één me vannacht komt bezoeken en mijn brood zou opeten.

Dronken kampeerder

3 mei
Tegen 8.00 uur waag ik het pas om de tent uit te komen. De voorspelde vorst is uitgebleven, maar warm is nog altijd anders. Samen met mijn buren, die een kampplaats iets hogerop hebben, ontbijt ik. Ze vragen zich af of ik dronken was gisterenavond. Mijn tent staat er zeker niet fraai bij, maar wat wil je met een fiets in de tent in plaats van tentstokken. Ze willen gaan vissen, maar denken met dit koude weer niets te vangen. De jager die er vannacht om 3.00 uur op uitging, dacht ook al niets te kunnen vangen vanwege het late voorjaar. Gisteren ben ik op de eind van de middag met hem mee geweest. Hij probeerde kalkoenen te roepen door hun paringsgeluiden na te doen, maar we hadden geen geluk. Hij is vroeg vertrokken omdat je alleen voor de middag mag jagen. Jagen is hier populair en het dunbevolkte, beboste land is er ook geschikt voor. Er loopt ook veel wild in de bossen.
Het is stralend weer, maar wel erg koud. Ik besluit om niet naar het zuiden te fietsen en bij mijn oude
plan te blijven. De ergste kou heb ik hopelijk gehad nu de lage beboste bergen overgaan in heuvels. Het is wel jammer dat er hier weinig oude gezellige dorpen en steden zijn. Soms staan er wel borden over
historische plaatsen en gebouwen, maar van geen van beide is meer iets te zien. In Europa hoor je ook vaak dat de V.S. duur zijn, maar nu ik verder New York-stad uit ben zijn de prijzen naar Nederlands niveau gezakt
Aan een stuwmeer bij Whitney-point ligt een state-park. Het park is zoals gebruikelijk niet alleen prachtig aangelegd, maar de campsite is ook nog gesloten. Aan het meer staan bomen waar bevers aan hebben geknaagd. Er wordt hier toezicht gehouden en ik moet volgens de borden de picknicksite voor het donker is hebben verlaten. Ik neem een douche met 2 bidons, hetgeen vreselijk koud Is. Ik rol, buiten het zicht, mijn matje uit onder het dak van de gesloten toiletgebouwen.

Niagara-watervallen

7 mei
Ik sta vroeg op, want het is druk in de jeugdherberg. Ik moet vlug boodschappen doen, zodat ik kan ontbijten voordat de grootste groep andere gasten in de herberg naar beneden komt. Nu is het wel handig dat er hier winkels 24 uur per dag open zijn.
Voor ik Canada in fiets, krijg ik eerst een stempel in mijn paspoort Het zal een kort bezoek worden, want ik wil alleen de watervallen zien vanaf de Canadese zijde. De Niagara-watervallen worden soms wel eens omschreven als het zevende wereldwonder. Toch zijn ze minder indrukwekkend dan de watervallen bij Foz de lguaçu op de grens van Brazilië en Argentinië. Terug in de V.S. is er weinig te zien van de watervallen die op de grens liggen. Op het eind van de ochtend begin ik aan de terugweg naar New York. Hopelijk zijn de weersomstandigheden beter dan het natte stormachtige weer van de laatste dagen.
Het vlakke grasland met hier en daar een in bloei staande boomgaard is vreselijk saai. Ook het koude weer is saai en niet erg motiverend. Net als gisteren heb ik, nu de wind gedraaid Is, alweer tegenwind. Gelukkig waait het nog maar een beetje, want gisteren had ik in de ochtend de grootste moeite om langs het grote Ontariomeer tegen de stormachtige wind in te fietsen.
Op het eind van de middag bel ik Arthur en ik kan vannacht bij hem slapen. Gisteren boodt hij me dat aan toen ik een lift van hem kreeg. Samen met zijn zoontje en een gepensioneerde vriend woont hij in een wat rommelig huis. Arthur is kunstenaar en het valt niet mee om daar een goede boterham mee te verdienen. Nu probeert hij meer bekendheid te krijgen als kanaal-kunstenaar. We zitten hier vlak bij een, in het verleden belangrijk, kanaal dat het Eriemeer verbindt met de Hudsonrivier. Maar ach, hij moet toch maar eens naar Nederland komen. Ik kan me ook niet voorstellen dat ie van één kanaal genoeg inspiratie op kunt doen om kanaal-kunstenaar te worden. Maar als je in de nieuwe wereld woont heb je ook weinig keus, want veel valt er hier ook niet te beleven.

Grand Canyon

10 mei
Voorzichtig til ik mijn regenjas op en ik kijk rond. Het is koud maar ik zie geen andere bezoekers. Gisteren was het nog druk met herten en eekhoorns. De kou komt hard aan, vooral als je net uit een lekker warme slaapzak komt. Het is zonnig en dat is heel wat beter dan de hagelbuien van vannacht.
De weg door het Letchworth State Park is parkachtig aangelegd. Om de tien minuten is er een uitzichtpunt op de rand van de Grand Canyon van het oosten. De kloof wordt steeds steiler en hoger. Ik sta nu waarschijnlijk op de mooiste plek met zicht op de Higher- en Middle falls en de spoorbrug erachter. Ditmaal ben ik niet alleen op het uitzichtpunt. Er is ook een ouder echtpaar, waaraan ik gisteren nog de weg heb gevraagd. Ze vertellen me dat er iets verderop bij de watervallen een mooi hotel is.
Ik begin honger te krijgen, maar ik wil voor het ontbijt eerst de watervallen van dichtbij bekijken. De Higher falls zijn vooral mooi omdat er een spoorbrug achter ligt, maar de Middle falls zijn prachtig. Door hun ligging in de bossen zijn deze watervallen net zo indrukwekkend als de Niagara-watervallen. Het hotel is sfeervol en het ontbijt is super. Het kost slechts $5. Daarvoor mag je eten zoveel je maar op wilt. Na twee borden melk met cornflakes, drie koppen thee, twee bordjes met vruchten, negen broodjes met smeerkaas en één met een zoete vulling en acht stukken meloen begin ik pijn in de buik te krijgen. Dus het is de hoogste tijd om verder naar het zuiden te fietsen richting Pennsyivanla.
“Is alles o.k.?”, vraagt een automobilist. “Ja hoor, ik lig alleen wat te zonnen.”, antwoord ik. “Oh, Ik dacht dat je misschien van de weg gereden was!”, zegt hij verbaasd. Het is koud maar zonnig en dus lekker om uit de wind langs de weg in een weiland in de zon te liggen, met zicht op de glooiende heuvels en een slingerend riviertje. Misschien krijg ik zo ook weer wat meer zin om mijn fietsketting, waarvan een schakeltje vast is gelopen, te repareren.
Zo gaat het niet meer verder, want de ketting slaat steeds over. Op mijn ketting past geen kettingpons. Daarom sla ik met een spijker en wat stenen het asje uit het slechte schakeltje. De ketting wordt gekoppeld door middel van een “klik”-schakeltje. Het lukt verrassend makkelijk om de ketting te repareren. Ik stap weer op de fiets, maar na dertig meter loopt de ketting eraf. Het klik-schakeltje is verdwenen en ik kan het niet meer vinden. Gelukkig heb ik nog een reserve.
Ik ben ver van de doorgaande wegen en de toeristen gebieden. Er zijn dan ook geen campings of jeugdherbergen in de buurt. In het eerste dorp in Pennsylvania kan ik in een parkje overnachten en hopelijk overleef ik de nachtvorst. Ook moet ik nog wat meer onderhoud verrichten aan mijn voorwiel. Er moet nieuw vet in de lagers, want sinds de modder in Peru en Bolivia kraakt het voorwiel. De kogeltjes zijn ruw, dus is het geen wonder dat het zo kraakt. Er is geen fietsenwinkel in de buurt, dus monteer ik het wiel met wat nieuw vet en extra speling zodat ik de laatste 500 km. naar New York er mee kan halen. Ook mijn achterband begint op meerdere plaatsen verder uit te scheuren. De slechtste plek lijm ik met canvas dicht

Verdwaald

12 mei
Mijn slaapzak is nat en koud, maar gelukkig regent het even niet. Ik ruim snel de tent op en ga ontbijten. In Jersey Shore is geld halen met mijn credit-card snel geregeld. In de stromende regen vlucht ik een restaurant in. Het is druk, want het lijkt wel of het halve dorp hier ontbijt. Voor $1,50 mag je hier net zoveel pannenkoeken eten als je op kunt. Helaas heb ik net ontbeten waardoor ik de zesde pannenkoek niet eens meer op krijg.
Ik wilde het rustig aan doen vandaag, maar de afstand hier in het beboste laaggebergte is veel groter dan ik gedacht had. Volgens de kaart is er een jeugdherberg niet ver hier vandaan, maar moet ik ver omrijden om er te komen. In een café vraag ik of er geen weg door de bossen is. Eén van de gasten gaat naar huis om een kaart van de omgeving te halen. Zoals de meeste kaarten in de V.S. Is ook deze kaart slecht. Ik krijg een uitgebreide omschrijving hoe ik door de bossen het skioord met de jeugdherberg kan bereiken. Voor ik de bossen in fiets bel ik naar de jeugdherberg of er plaats is vannacht. Ik zal de enige gast zijn en ze willen me op komen halen want de herberg ligt op een steile hoge heuvel. Zo’n heuveltje van 600 meter hoogte kan nooit te zwaar zijn om op te fietsen! Op de kaart heb ik ook een kortere weg gezien die ik volgens de man in het café beter niet kon nemen. Ik voel er weinig voor om een eind om te fietsen. Eenmaal in de bossen blijken er veel meer wegen te zijn dan op deze “gedetailleerde” kaart staan. Op goed geluk fiets ik verder de bossen in en ik gok erop dat als ik steeds bergop blijf fietsen ik het skioord zal bereiken. De zandpaden zijn zo steil dat ik stukken moet lopen en na de klim begint de weg weer te dalen. Ik kan nooit ver van het skioord af zijn, maar er liggen nogal veel wegen. Veel van deze wegen zijn privé-wegen. Ik probeer nog een paar wegen. Het is wel leuk met al die herten hier, maar het lijkt erop dat ik maar beter terug kan fietsen. Zo vind Ik de jeugdherberg nooit.
“Scht, scht”, de achtertand loopt aan. Er zit een gat van 5 cm. in de buitenband. Ik ben net op tijd terug in de bewoonde wereld, driehonderd meter verderop ligt een jachtclub aan een asfaltweg. Ik kan er naar de jeugdherberg bellen om te vragen of ze me komen ophalen. Onderweg rijden we nog naar een supermarkt om een fietsband te kopen. Ik koop dezelfde band als erop ligt. Het is een slechte band, maar hij is nog goedkoper dan in Peru, waar ik de oude gekocht heb. Bij Crystal Lake heb ik een heel huis voor me alleen. Het is een prachtige plek om hier in de bergen een dagje uit te rusten.

Philadelphia

15 mei
Philadelphia is een sfeervolle stad met een gezellig centrum. De hoogbouw in deze historische stad wordt afgewisseld door oude historische lage gebouwen. In tegenstelling tot New York zijn hier wel veel leuke plekken en pleinen waar het lekker toeven is. Het is wel een “kak”-stad, want de meeste mensen zijn chic gekleed. Na twee uur door de stad gefietst te hebben, heb ik het wel gezien. Het blijft natuurlijk een Amerikaanse stad die niet op kan tegen de charme van de oude Europese steden.
Wat een verschil met het centrum. In plaats van fraaie torenfiats staan hier smerige gebouwen, lopen er slecht geklede negers op straat, spreken veel mensen geen Engels maar Spaans. Zwervers vragen er om geld en er ligt er veel rommel op straat. Ook kom ik in de enige niet schone McDonalds die ik tot nu toe gezien heb en waar de kassa in plaats van op de balie onder de balie staat
De manager van de jeugdherberg in Philadelphia gaf me de tip om vanuit de stad meteen de Delaware te volgen. Amerikaanse fietsen houden misschien van deze saaie drukke wegen, maar ik vind er niets aan. De behulpzaamheid is wel weer groot nu ik niet over een brug mag fietsen. Er komt een politieauto aanrijden om me met de fiets in de achterbak naar de overzijde te brengen. Het was lekker weer vandaag, maar er komen alweer buien aan. Ik zie een afslag naar het Tyler State Park en ik heb gezien dat daar een jeugdherberg Is. Vooraan in het park is een kantoor waar je informatie kunt krijgen over het park. Ze bellen voor me naar de herberg. In de herberg mogen sinds 1 mei alleen nog maar groepen overnachten. Als ik navraag of er geen andere goedkope overnachtingen in de buurt zijn, realiseert de ambtenaar zich dat het belachelijk is dat er alleen groepen in de herberg worden toegelaten. Hij haalt zijn chef erbij. Deze belt naar de herberg en wordt boos vanwege deze nieuwe regeling in zijn park. Bij wijze van uitzondering ben ik er toch welkom. Het park ligt vol met fietspaden en het is druk op deze zondagmiddag. In de herberg is een vergadering, waardoor ik er nog niet terecht kan. De gastheer en vrouw stellen voor dat ik zolang in hun huis kan verblijven en ik kan met ze mee-eten. Dat vind ik een goed idee. Ze hebben vandaag ook gefietst, maar durven niet te vertellen hoeveel mijl ze gefietst hebben. Ze vertellen dat de jeugdherberg niet genoeg geld oplevert en ze van de eigenaren alleen nog maar groepen mogen huisvesten. In andere jeugdherbergen mogen ze dat ook niet meer, maar de gastgezinnen lossen dat meestal op door zes individuen als één groep op te geven. ‘s Avond heb ik de jeugdherberg voor me alleen.

Terug naar huis

20 mei
Erg fit voel ik me de laatste dagen niet. Al het koude weer en klimaatswisselingen hebben me een flinke verkoudheid bezorgd. Ik denk ik ook een beetje griep heb, want ik heb spierpijn terwijl ik maar weinig heb gefietst de laatste dagen. De jeugdherberg van New York is groot en weinig sfeervol. Toch is zo’n jeugdherberg altijd een goede plek om andere reizigers te ontmoeten. Het is mijn laatste dag in Amerika en ik moet nog even naar huis bellen om te vertellen dat ik morgen op Schiphol sta.
In het koude regenachtige Manhattan verbaas ik me weer over de rustige wegen. Vanaf de herberg vlak bij Central Park fiets ik naar de zuidpunt van Manhattan. Ditmaal kan ik het Vrijheidsbeeld wel zien ondanks het slechte weer. Ik heb alle tijd, want ik hoef pas op het eind van de middag op het vliegveld te zijn. Van het kille Manhattan ga ik naar het sfeervollere Brooklyn. Vanaf de Brooklyn Heigtits kan ik dan nog een keer genieten van de skyline van Manhattan.
Met de metro ga ik naar het vliegveld, waar ik nog een fietsdoos moet zien te bemachtigen. Toen ik een paar dagen geleden mijn vlucht reserveerde, heeft men me verteld dak ik een fietsdoos moet hebben. Meestal heb je er geen nodig buiten Nederland, alhoewel ik er op de heenreis ook één moest kopen van United Airllnes. Ik ging ervan uit dat bij Royal Jordanian Alrlines men nog weinig fietsers vervoert en meestal vragen ze dan niet om een fietsdoos. De balie van R.J.A. is nog gesloten en bij de balie ernaast verwijzen ze me door naar de K.L.M.. Bij de K.L.M. zijn de fietsdozen op, maar ze gaan voor me bellen. Ik moet weer terug naar de balie naast R.J.A., want daar heeft men nog wel een fietszak gevonden. Ik
koop hem nog niet want misschien moet ik doos hebben en geen zak en misschien heb ik wel helemaal niets nodig.
Na mijn laatste dollars, behalve die voor de fietsdoos, opgemaakt te hebben meld ik me bij R.J.A. Mijn ticket wordt aangepast en ik geef mijn fiets af. Niemand heeft het over een fietsdoos en de fiets kan zo mee. De $10 voor de fietsdoos kan ik nu nog in het restaurant uitgeven. Onder het eten denk ik terug aan de geslaagde reis en vooruit aan hoe het zal zijn om weer een “normaal” leven te leiden.